4.2 Zien en horen

Lesdoelen les 1 van 4.2
  • Kunnen uitleggen hoe het oog wordt beschermt.

  • Alle onderdelen van het oog kunnen benoemen, aanwijzen en uitleggen wat de taak is.

  • Kunnen uitleggen wat wij kunnen waarnemen met de staafjes en kegeltjes.
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 18 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Lesdoelen les 1 van 4.2
  • Kunnen uitleggen hoe het oog wordt beschermt.

  • Alle onderdelen van het oog kunnen benoemen, aanwijzen en uitleggen wat de taak is.

  • Kunnen uitleggen wat wij kunnen waarnemen met de staafjes en kegeltjes.

Slide 1 - Tekstslide

Hoe worden je ogen beschermd?

1. De wenkbrauwen en oogleden met wimpers beschermen je ogen tegen stof en zweet.

2. Traanvocht voorkomt dat je ogen uitdrogen en het spoelt stof en kleine vuiltjes weg. Het heeft ook een ontsmettende werking.

3. Je ogen liggen beschermd in de oogkassen. De oogkassen zijn opgevuld met vetweefsel dat een soort stootkussen vormt. 

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Hoe werken je ogen?
  • De 3 lagen van een oogbol:

1. Het harde oogvlies: de buitenste witte laag dat het oog beschermt. 

2. Het vaatvlies: de middelste laag. Bevat veel bloedvaatjes, waardoor het oog de stoffen krijgt die het nodig heeft.

3. Het netvlies: de binnenste laag. Hier bevinden zich de lichtzintuigcellen.

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

De lens maakt een scherp beeld op het netvlies. Dat beeld is verkleind en staat op z'n kop. Je hersenen keren het om, zodat je weer normaal ziet.

Slide 6 - Tekstslide

Zintuigcellen in de ogen 
  • In het netvlies liggen 2 soorten zintuigcellen.

1. Staafjes: zijn voor het waarnemen van zwart, wit en grijstinten. De staafjes zijn heel gevoelig, ze geven al bij weinig licht een impuls door.

2. Kegeltjes: zijn voor het waarnemen van kleuren. Je hebt kegeltjes voor rood, groen en blauw licht. Bij andere kleuren worden verschillende type kegeltjes tegelijk geprikkeld.

  • De oogzenuw geeft impulsen door naar de hersenen. Waar de oogzenuw het oog verlaat zitten geen zintuigcellen. Dit noem je de blinde vlek.

Slide 7 - Tekstslide

Doorsnede van het oog met de zintuigcellen in het netvlies.

Slide 8 - Tekstslide

Lesdoelen les 2 van 4.2
  • Kunnen uitleggen hoe je van dichtbij scherp kunt zien, maar ook van veraf.

  • Uitleggen wat er aan de hand is wanneer je verziend of bijziend bent.

  • Kunnen uitleggen wat de pupilreflex is en hoe dit werkt.

Slide 9 - Tekstslide

Hoe stellen je ogen scherp?

  • Het platter en boller maken van de ooglens heet accommoderen.

  • Het accommoderen gebeurt door de kringspier die om de lens zit: de accomodatiespier.

  • De lens hangt aan lensbandjes die strak getrokken kunnen worden.

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Wanneer heb je een bril nodig?

1. De oogbol is te kort
De scherpen beelden van dichtbij vallen achter het netvlies. Je bent dan verziend (veraf is scherp, dichtbij is onscherp). Je krijgt + lenzen.

2. De oogbol is te lang
De scherpen beelden van veraf vallen vóór het netvlies. Je bent dan bijziend (dichtbij is scherp, veraf is onscherp). Je krijgt - lenzen.

Slide 12 - Tekstslide

Waardoor wordt je pupil groter en kleiner?
  • Bij weinig licht wordt je pupil groter, doordat de lengtespiertjes samentrekken. Er kan daardoor meer licht door de pupil naar binnen.

  • Bij veel licht wordt de pupil kleiner, doordat de kringspier samentrekt. Er komt minder licht door de pupil naar binnen.

  • Het groter en kleiner maken van je pupillen heet de pupilreflex.

Slide 13 - Tekstslide

Lesdoelen les 3 van 4.2
  • Alle onderdelen van het oor kunnen benoemen, aanwijzen en uitleggen wat de taak is.

  • Kunnen uitleggen wat er in het oor gebeurt bij gehoorbeschadiging.

  • Kunnen uitleggen hoe het evenwichtsorgaan werkt.

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

De stand van het trommelvlies
  • Om goed te kunnen horen, moet het trommelvlies goed kunnen trillen. Daarvoor moet de luchtdruk aan beide kanten van het trommelvlies gelijk zijn.

  • Als de luchtdruk niet gelijk is, gaat de buis van Eustachius open door slikken of gapen.

  • Op deze manier kan er lucht van de keelholte naar de trommelholte, of andersom.

Slide 16 - Tekstslide

Gehoorbeschadiging
  • Door harde geluiden kunnen de trilhaartjes in het slakkenhuis beschadigen.

  • Als je je gehoorzintuig vaak en langdurig overbelast (80-120 dB), kan er gehoorbeschadiging ontstaan.

  • De trilhaartjes in het slakkenhuis trillen minder goed. Er ontstaan minder impulsen, je wordt langzaam doof.

Slide 17 - Tekstslide

Het evenwichtsorgaan

Slide 18 - Tekstslide