In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 5 videos.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
Boek en binas, wacht op instructie!
th 2 bs 2 herhalen start bs 3
Slide 1 - Tekstslide
ABC of D
Ga naar de tafel, van het in jouw ogen, goede antwoord!
timer
0:20
Slide 2 - Tekstslide
De optometrist bestudeert het netvlies van een patiënt. Hiervoor druppelt de optometrist atropine in het oog, waardoor de kringspieren in het oog zich ontspannen en de pupil groot wordt. Een bijwerking van deze oogdruppels is dat de patiënt tijdelijk niet scherp ziet. Heeft de patiënt als gevolg van het ontspannen van de kringspieren tijdelijk moeite met dichtbij of veraf zien? En waardoor wordt dit veroorzaakt?
A
moeite met dichtbij zien
de lensbandjes zijn ontspannen
B
moeite met dichtbij zien
de lensbandjes staan strak
C
moeite met veraf zien
de lensbandjes staan strak
D
moeite met veraf zien
de lensbandjes zijn ontspannen
Slide 3 - Quizvraag
ABC of D
Ga naar de tafel, van het in jouw ogen, goede antwoord!
Controleer en voer uit!
timer
0:20
Slide 4 - Tekstslide
Bij mensen met LMD raakt het netvlies vervormd doordat eiwitten zich ophopen achter het netvlies of doordat daar extra bloedvaatjes ontstaan. De ver-anderingen veroorzaken een afwijkend beeld. Wanneer patiënten vervormingen waarnemen, is er mogelijk sprake van LMD. Leg uit hoe ophoping van eiwitten achter het netvlies kan leiden tot het afwijkend beeld.
A
Het netvlies is gebobbeld, het licht valt niet op de gele vlek, de verwerking is verstoord.
B
Het vaatvlies is gebobbeld, het licht valt op andere zenuwcellen dan op de lichtreceptoren, de verwerking is verstoord.
C
Het netvlies is gebobbeld, het licht valt op op de blinde vlek, de verwerking is gestoord.
D
Het vaatvlies is gebobbeld, het licht valt niet op de staafjes, de verwerking is gestoord.
Slide 5 - Quizvraag
ABC of D
Ga naar de tafel, van het in jouw ogen, goede antwoord!
Controleer en voer uit!
timer
0:20
Slide 6 - Tekstslide
Een andere patiënt heeft LMD in een vergevorderd stadium. Op de plekken waar de ophopingen zijn ontstaan, zijn de zintuigcellen zelfs verdwenen. De patiënt legt aan Floor uit wat hij ziet: “Als ik je in de ogen probeer te kijken, dan zie ik helemaal niets. Geen scheve ogen, geen rare ogen, maar géén ogen. Ook geen zwarte of grijze vlekken; niets op de plek waar ik ogen zou willen zien. Maar als ik naar je voorhoofd kijk, zo ongeveer bij de haargrens, dán zie ik ineens je ogen!”
Zijn bij deze patiënt vooral kegeltjes of vooral staafjes in het netvlies verdwenen? Licht dit toe aan de hand van de symptomen die hij beschrijft.
A
Staafjes, want hij ziet niets in het centrum van zijn gezichtsveld
B
Kegeltjes, want hij ziet alleen met de blinde vlek
C
Staafjes, want hij ziet geen grijze of zwarte vlekken
D
Kegeltjes, want hij ziet het beeld op een andere plek dan de gele vlek
Slide 7 - Quizvraag
ABC of D
Ga naar de tafel, van het in jouw ogen, goede antwoord!
Controleer en voer uit!
timer
0:20
Slide 8 - Tekstslide
Een andere patiënt heeft LMD in een vergevorderd stadium. Op de plekken waar de ophopingen zijn ontstaan, zijn de zintuigcellen zelfs verdwenen. De patiënt legt aan Floor uit wat hij ziet: “Als ik je in de ogen probeer te kijken, dan zie ik helemaal niets. Geen scheve ogen, geen rare ogen, maar géén ogen. Ook geen zwarte of grijze vlekken; niets op de plek waar ik ogen zou willen zien. Maar als ik naar je voorhoofd kijk, zo ongeveer bij de haargrens, dán zie ik ineens je ogen!” Zijn bij deze patiënt vooral kegeltjes of vooral staafjes in het netvlies verdwenen? Licht dit toe aan de hand van de symptomen die hij beschrijft.
Slide 9 - Open vraag
Heb je vertrouwen in dit deel van een toets? Teken op je wisbord!
😒🙁😐🙂😃
Slide 10 - Poll
Slide 11 - Video
00:30
Welk gedrag? Waarom?
Slide 12 - Woordweb
Leerdoelen bs 3
Je kunt toelichten wat gedrag is en hoe gedrag is ingedeeld.
Je kunt omschrijven wat ethologie inhoudt, hoe je gedrag kunt bestuderen en de invloed van gedragsonderzoek op de maatschappij toelichten.
Slide 13 - Tekstslide
B3 Gedrag beschrijven
Zie ook en vooral PO klas 5!
Ethologie: studie van diergedrag
Gedrag: alle waarneembare activiteiten
Adequaat gedrag: draagt bij aan overleven en voortplanten
Slide 14 - Tekstslide
Blackbox
Slide 15 - Tekstslide
Prikkel handeling
Handelingen en gedragselementen:
vb voedingsgedrag bestaat uit verschillende
gedragselementen: jagen, vangen, doden, eten.
Veelal zijn er spieren en klieren betrokken : effectoren
Handelingen zijn reacties op prikkels (zien, ruiken...):
er volgt een respons
≠
Slide 16 - Tekstslide
Prikkel handeling
Motivatie, de drang/bereidheid tot het uitvoeren van gedrag:
Nuttig voor overleven en voortplanten
Draagt bij aan de homeostase:
prikkel: honger handeling: eten
prikkel: verzadigd handeling: stoppen met eten
Inadequaat gedrag kost onnodig veel energie.
Seizoenen, perioden, situaties
Slide 17 - Tekstslide
Gedragssysteem
Handelingen die elkaar opvolgen tot een gemeenschappelijk doel.
vb: Voedingsgedrag, Voortplantingsgedrag
Handelingsketen; handeling leidt tot de volgende handeling.
Slide 18 - Tekstslide
Subsystemen
Gedragsysteem bestaat uit meerdere subsystemen met verschillende gedragselementen:
Voortplanting: Gedragselement:
balts ....
nestelen ....
broeden ....
broedzorg ...
Slide 19 - Tekstslide
zelfstanding werken
lees en leer bs 3
Maak een keuze uit opdracht: 33 tm 35, 37, 38 en 40,
Maak tenminste 3 opdrachten, werk deze goed uit: als, dan, dus, daardoor...
Slide 20 - Tekstslide
Ethogram en protocol
zie PO en zelfstandig doornemen.
Slide 21 - Tekstslide
Slide 22 - Video
Slide 23 - Video
00:51
Beschrijf wat je de komende minuut ziet en hoort, denk aan ethogram
Slide 24 - Open vraag
01:52
tot welk gedragsysteem? en welk subsysteem?
Slide 25 - Open vraag
Gedrag
Deels: erfelijk of aangeboren
Deels: vorm en functie, levensfase
Deels: omgeving; prikkels en motivatie
Slide 26 - Tekstslide
Slide 27 - Video
Handelingen leiden tot nieuwe handelingen a.g.v. veranderend milieu. -> gedrag
aangeboren, aangeleerd en nieuwe handelingen -> adequaat gedrag -> overleven, fitness (evolutie)