Herhaling Hoofdstuk 4

Lesdoel
Herhaling H4
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Lesdoel
Herhaling H4

Slide 1 - Tekstslide

Marktaandeel
Het marktaandeel is het aandeel dat een onderneming heeft in de totale afzet of omzet op een markt in een bepaalde periode.

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Bijvoorbeeld 

Slide 4 - Tekstslide

De omzet van de Nederlandse supermarkten in 2018 bedroeg in totaal 38,7 miljard euro.

Slide 5 - Tekstslide

Bij welke ondernemingsvormen ben je privé aansprakelijk?
A
Eenmanszaak
B
VOF
C
BV
D
NV

Slide 6 - Quizvraag

Welke ondernemingsvorm is een rechtspersoon?
A
CV
B
NV
C
VOF
D
Eenmanszaak

Slide 7 - Quizvraag

Simone wil een kapsalon beginnen welke ondernemingsvorm is het meest geschikt?
A
Eenmanszaak
B
VOF
C
BV
D
NV

Slide 8 - Quizvraag

Alle ondernemingsvormen betalen vennootschapsbelasting
A
Waar
B
Niet waar

Slide 9 - Quizvraag

Bij welke ondernemingsvormen heb je aandelen?
A
BV
B
NV
C
Eenmanszaak
D
VOF

Slide 10 - Quizvraag

Welke ondernemingsvorm geeft aandelen uit die vrij verhandelbaar zijn?
A
NV
B
BV
C
Eenmanszaak
D
VOF

Slide 11 - Quizvraag

Als je een bedrijf wilt starten heb je geld nodig. Daarom maak je een plan.
Hoe noem je dat?
Leerdoel 18
A
een ondernemingsplan
B
een financieel plan
C
een marketingplan
D
een liquiditeitsplan

Slide 12 - Quizvraag

Stelling I : een investeringsbegroting geeft aan hoeveel geld je nodig hebt voor bedrijfsmiddelen om te starten.

Stelling II : een financieringsbegroting geeft aan hoe de investeringen betaald gaan worden.


A
Stelling I is juist Stelling II is onjuist
B
Stelling I is onjuist Stelling II is juist
C
Stelling I en II zijn juist
D
Stelling I en II zijn onjuist

Slide 13 - Quizvraag

Een marktaandeel is
A
het deel van de totale markt van alle producten die te koop zijn
B
de afzet van een bedrijf als percentage van de totale afzet van dat product
C
het stukje van de markt waar jij je kraam mag zetten

Slide 14 - Quizvraag

Marktaandeel bereken je door ......
A
omzet bedrijf/omzet totale markt x 100%
B
omzet totale markt/ omzet bedrijf

Slide 15 - Quizvraag

Een pand is een voorbeeld van:
A
Liquide middelen
B
Credit
C
Vaste activa
D
Vlottende activa

Slide 16 - Quizvraag

Op een balans staan ..
A
de bezittingen van een bedrijf
B
de bezittingen en schulden van een bedrijf
C
de bezitting, schulden en eigen vermogen van een bedrijf
D
de opbrengsten

Slide 17 - Quizvraag

Op de balans is activa hetzelfde als..
A
bezittingen
B
schulden
C
eigen vermogen
D
goederen die niet verkocht worden

Slide 18 - Quizvraag

Bereken het marktaandeel
van Toyota in procenten
van de afzet.
A
666,7%
B
15%
C
0,15%
D
6,7%

Slide 19 - Quizvraag

Waardoor is de balans altijd gelijk?
A
Doordat de bezittingen worden gefinancierd door de schulden.
B
Er loopt veel geld door het bedrijf dus het komt vast goed uit.
C
Je verkoopt spullen waardoor je geld verdiend.

Slide 20 - Quizvraag

Wat is het doel van de marketingmix?
A
Reclame
B
Meer verkopen
C
Bekendheid
D
Meer omzet

Slide 21 - Quizvraag

Welke marketingmix wordt hier gebruikt
A
prijs
B
plaats
C
personeel
D
product

Slide 22 - Quizvraag

Wat is solvabiliteit?
A
Een lening van familie of vrienden.
B
Het verschil tussen activa en passiva
C
Een lening van de bank waarbij de bank een onroerend goed als onderpand vraagt.
D
De verhouding tussen het eigen vermogen en het totale vermogen van een onderneming.

Slide 23 - Quizvraag

Wat is de
solvabiliteit van dit
bedrijf?
A
60%
B
37,5%
C
62,5%
D
50%

Slide 24 - Quizvraag

John laat mensen op straat schoenen zien in verschillende kleurencombinaties en vraagt wat ze ervan vinden. De antwoorden zet hij 's avonds op zijn computer in het programma Excel. John doet ...
A
Deskresearch, hij zet het op de computer
B
Deskresearch, hij verwerkt de info thuis
C
Fieldresearch, hij verzamelt nieuwe info
D
Fieldresearch, hij werkt buiten

Slide 25 - Quizvraag

Wat is de balans van een bedrijf?
A
een maandelijks overzicht van alles wat een bedrijf heeft
B
een overzicht van alle bezittingen, schulden en het eigen vermogen op één bepaald moment
C
een halfjaarlijks overzicht van alle activa van een bedrijf
D
een kwartaal overzicht van alle passiva van een bedrijf

Slide 26 - Quizvraag

Wat komt niet voor op een investeringsbegroting
A
vlottende activa
B
omzet
C
aanloopkosten
D
liquide middelen

Slide 27 - Quizvraag

Het bedrijf heeft € 500 euro op de rekening bij ING staan.
Waar hoort dat bij?
A
Vaste activa
B
Vlottende activa
C
Liquide middelen
D
Geen van deze drie

Slide 28 - Quizvraag

Waar hoort de ijsmachine
(inventaris) bij?
A
Vaste activa
B
Vlottende activa
C
Liquide middelen
D
Geen van deze drie

Slide 29 - Quizvraag

De rechterkant van de balans is ...
A
Schulden
B
Bezittingen

Slide 30 - Quizvraag

Wat is geen P uit de marketingmix?
A
Product
B
Promotie
C
Pand
D
Prijs

Slide 31 - Quizvraag