Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
Unidad 2 El lugar donde vivo - Parte 2 2CM
1 / 39
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Spaans
MBO
Studiejaar 1
In deze les zitten
39 slides
, met
interactieve quizzen
,
tekstslides
en
3 videos
.
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
¿Qué vamos a hacer hoy?
- Ejercicio 2.02
- HAY y ESTAR
Slide 2 - Tekstslide
Hacer ejercicio 2.02
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Hoe zeg je in het Spaans:
Ik kom uit...
Slide 5 - Open vraag
Soy de...
Hola, me llamo Paco.
Soy de
Villares de la Reina, un pueblo pequeño.
Slide 6 - Tekstslide
Hoe zeg je in het Spaans:
Het ligt in...
Slide 7 - Open vraag
está en el ... de ...
Bilbao está en el
norte
de España
Zwolle está en el
este
de Holanda
España está en el
sur
de Europa
Holanda está en el
oeste
de Europa
Slide 8 - Tekstslide
Hoe zeg je in het Spaans:
Zij zijn/ze liggen/bevinden zich...
Slide 9 - Open vraag
Están en ...
Los bares están en la plaza Mayor
Slide 10 - Tekstslide
Hoe vraag je in het Spaans:
Waar kom jij vandaan?
Slide 11 - Open vraag
¿De dónde eres?
Slide 12 - Tekstslide
Paco komt uit...
A
Villares de la Reina
B
Salamanca
Slide 13 - Quizvraag
Villares de la Reina is een...
A
klein dorp
B
grote stad
Slide 14 - Quizvraag
Paco...
A
heeft een studio in Villares de la Reina
B
studeert en woont in Salamanca
Slide 15 - Quizvraag
Salamanca ligt...
A
in het oosten van Spanje
B
in het westen van Spanje
Slide 16 - Quizvraag
La Plaza Mayor is een...
A
plein met een fontein en veel terrassen
B
groot, mooi en beroemd plein in het centrum
Slide 17 - Quizvraag
De toeristen...
A
bezoeken een café in Calle Quinta
B
drinken koffie met melk op Plaza Mayor
Slide 18 - Quizvraag
Paco woont...
A
in een brede straat
B
in een rustige straat
Slide 19 - Quizvraag
Hay y estar
Als je een stad wilt beschrijven, gebruik je 'hay' en 'estar'.
Slide 20 - Tekstslide
Hay
Betekent:
er is/er zijn
Kent maar één vorm!!
Estar
Betekent:
zich bevinden/liggen
Moet vervoegt worden!!
Yo estoy
Tú estás
Él/ella/usted está
Nosotros estamos
Vosotros estáis
Ellos/ellas están
Slide 21 - Tekstslide
Hay (er is/er zijn)
+ un/una:
hay
un
hotel en el centro
+ mucho/poco
: hay
muchas
turistas en España
+ un número:
hay
tres
personas en la casa
Slide 22 - Tekstslide
Ejemplos:
En mi ciudad
hay
un
hotel
hay
un
estadio de fútbol
hay
una
plaza
hay
dos
iglesias
no
hay
un
aeropuerto
hay
muchas
tiendas
hay
pocos
hoteles
hay
seis
supermercados
hay
muchas
calles
no
hay
un
centro comercial
Slide 23 - Tekstslide
Estar (zich bevinden/liggen)
+ el/la: la estación
está
en el centro
+ los/las: los libros no
están
aquí
Slide 24 - Tekstslide
Ejemplos ESTAR
¿Dónde
está
el hotel?
¿Dónde
está
Groningen?
¿Dónde
está
n
los estudiantes
?
Dónde
está
el tren?
¿Dónde
está
el camping ?
El hotel
está
en el centro.
Groningen
está
en el norte.
Los estudiantes
está
n
en la clase.
El tren
está
en la estación.
El camping
está
cerca de la playa
Slide 25 - Tekstslide
Slide 26 - Video
Slide 27 - Video
Slide 28 - Video
¿... una iglesia en el centro?
(Is er een kerk in het centrum?)
A
Hay
B
Está
Slide 29 - Quizvraag
La iglesia ... en el centro.
(De kerk bevindt zich in het centrum)
A
hay
B
está
Slide 30 - Quizvraag
¿... un perro en tu casa?
(Is er een hond in jouw huis?)
A
Hay
B
Está
Slide 31 - Quizvraag
Sí, el perro ... en la cocina.
(Ja, de hond bevindt zich in de keuken)
A
hay
B
está
Slide 32 - Quizvraag
... 20 estudiantes en la clase.
(Er zijn twintig studenten in de klas)
A
Está
B
Están
C
Hay
D
Es
Slide 33 - Quizvraag
Al lado del hotel ... un hospital.
(Naast het hotel is een ziekenhuis)
A
es
B
hay
C
está
D
están
Slide 34 - Quizvraag
Los monumentos ... en el centro.
(De monumenten bevinden zich in het centrum)
A
hay
B
son
C
está
D
están
Slide 35 - Quizvraag
yo
él, ella, usted
tú
nosotros
vosotros
ellos, ellas
estoy
estás
está
estamos
estáis
están
Slide 36 - Sleepvraag
¿Dónde _____
(estar)
tus amigos?
Ahora, nosotros______
(estar)
en el local 107.
Y tú, ¿cómo ________
(estar)
?
Yo _______ (
estar)
en la casa de mi abuela
Vosotros _____
(estar)
en Barcelona.
están
estamos
estás
estoy
estáis
Slide 37 - Sleepvraag
Quizlet live
Quizlet live
http://www.quizlet.live
Slide 38 - Tekstslide
Deberes para la próxima semana:
Quizlet:
El verbo ESTAR
Unidad 2: el lugar donde vivo
Slide 39 - Tekstslide
Meer lessen zoals deze
Unidad 2 El lugar donde vivo - Parte 1
December 2021
- Les met
24 slides
Spaans
MBO
Studiejaar 1
unidad 2.2.
12 dagen geleden
- Les met
29 slides
Spaans
MBO
Studiejaar 1
Unidad 2 El lugar donde vivo - Parte 1
Maart 2022
- Les met
27 slides
Spaans
MBO
Studiejaar 1
Unidad 2 El lugar donde vivo - Parte 1
December 2021
- Les met
29 slides
Spaans
MBO
Studiejaar 1
Semana 19 Unidad 5 lección 1 les 3
Mei 2023
- Les met
27 slides
Spaans
WO
Studiejaar 2
6.1 HAY (herhaling SER + ESTAR)
Oktober 2022
- Les met
32 slides
Spaans
MBO
Studiejaar 1
Ser, hay, estar
November 2022
- Les met
41 slides
Spaans
MBO
Studiejaar 1
UNIDAD 2 EL LUGAR DONDE VIVO - parte 2
Oktober 2021
- Les met
38 slides
Spaans
MBO
Studiejaar 1