Week 12 - Les 2 - recap adjective & adverb

• Engels
• Middelbare school
• vmbo b, k
• Leerjaar 3

Adjective vs adverb

Once again

Goals

- I know the difference between adverbs and adjectives and when to use them

- I know how to make adverbs

How?

- Instructions

- Practice sentences

Adjective = bijvoeglijk naamwoord

Adjective goes before a noun (zelfstandig naamwoord)

It tells us something about this noun

De rode auto --> The red car

De snelle auto --> The fast car

De mooie auto --> The pretty car

De rijpe appel --> The ripe apple

Adverb = bijwoord

Adverb (normally) comes after a verb (werkwoord)

It tells us something about the verb

De auto rijdt soepel --> 

The car is driving smoothly

Hij kijkt nerveus -->

He looks nervously

Hij handelt volwassen -->

He acts maturely

How to write it?

your adverbs end in -ly

Nervous --> nervously

Easy --> Easily

scientific --> scientifically

terrible --> terribly

Exceptions:

Good --> well

Fast --> fast

Adverbs of frequency

VOOR  het hoofwerkwoord

I never eat later than 17:00.

I always come early.

Na "to be" --> NA de vorm van "to be"

I am usually a reliable person.

You are often wrong you know?

Hoeveel is er blijven hangen?

Waar staat adverb voor?

1. Werkwoord
2. Bijwoord (gaat over werkwoord)
3. Bijvoeglijk naamwoord (gaat over zelfstandig naamwoord)
4. Zelfstandig naamwoord

Waar staat adjective voor?

1. Werkwoord
2. Bijwoord (gaat over werkwoord)
3. Bijvoeglijk naamwoord (gaat over zelfstandig naamwoord)
4. Zelfstandig naamwoord

Waar staat een adjective (bijvoeglijk naamwoord) in het Engels normaal gesproken?

1. Voor het zelfstandig naamwoord
2. Voor het werkwoord
3. Na het zelfstandig naamwoord
4. Na het werkwoord

Waar staat een adverb (bijwoord) in het Engels normaal gesproken?

1. Voor het zelfstandig naamwoord
2. Voor het werkwoord
3. Na het zelfstandig naamwoord
4. Na het werkwoord

Voor de volgende vragen

Denk eerst na over welk woord het woord op de puntjes iets zegt

Denk dan pas na over het daadwerkelijke antwoord

I folded the sheets .......... (careful)

1. Careful
2. Carefully
3. Carefulally
4. Carefulily

This equipment is used .......... (scientific).

1. Scientificly
2. Scientifically
3. Scientific
4. scientificily

That looks like a very ......... (greasy) burger!

1. greasy
2. greasily
3. greasically
4. greased

That new racecar goes ......... (fast).

1. fasted
2. fastally
3. fastly
4. fast

Voor de volgende vragen

Sleep de woorden naar de juiste plek in de zin

Sleep de woorden die je niet gebruikt naar de raket!

I             eat             my vegetables

always

The              lamp             burns             

ONLY USE 2 OF THE OPTIONS

Tiny

bright

Brightly

Please make sure you do this in a                             way              

Practical

Practically                                       

I will             trust             again!

never

I won't get mad, just 

             speak           

Honestly

Honest

Done?

Hangman!