3th 21-2

1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo t, havoLeerjaar 3

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide


A
Spieren
B
Gespierd
C
Dun
D
Mager

Slide 5 - Quizvraag


A
Streng
B
Groot
C
Kracht
D
Krachtig

Slide 6 - Quizvraag


A
Manegent
B
Memberschip
C
Membership
D
Memberment

Slide 7 - Quizvraag


A
Aperture
B
Equipment
C
Ecuipment
D
Accure

Slide 8 - Quizvraag


A
gym
B
working
C
space
D
museum

Slide 9 - Quizvraag


A
hurt
B
alignment
C
entry
D
injury

Slide 10 - Quizvraag


Slide 11 - Open vraag


Slide 12 - Open vraag

Slide 13 - Tekstslide

Imperative (Gebiedende wijs)
You want to tell someone they have to do something.
Sit down!
Dit kan een bevel, waarschuwing, advies of aanwijzing zijn.

Je gebruikt de gebiedende wijs (in het Engels dus imperative) wanneer je iemand vertelt wat diegene moet doen. 
Dit kan een bevel, waarschuwing, advies of aanwijzing zijn.

The Imperative
De Gebiedende Wijs

Slide 14 - Tekstslide

Imperative (Gebiedende wijs)
You want to tell someone they have to do something.
Sit down!
Dit kan een bevel, waarschuwing, advies of aanwijzing zijn.

The Imperative
De Gebiedende Wijs
 Een zin in de gebiedende wijs begint altijd met het hele werkwoord!

Hurry up!               Close the window!
Be Quiet!                Stop fighting!

Slide 15 - Tekstslide

Imperative (Gebiedende wijs)
You want to tell someone they have to do something.
Sit down!
Dit kan een bevel, waarschuwing, advies of aanwijzing zijn.

The Imperative
De Gebiedende Wijs
Je gebruikt don't als iemand iets niet moet doen. Don't staat dan vooraan in de zin. 
Sit down! 
Open your books!
Be quiet!
Don't sit down! 
Don't open your books!
Don't be quiet!

Slide 16 - Tekstslide


Slide 17 - Open vraag

Wat zijn goede voorbeelden van een imperative? (Meerdere antwoorden mogelijk)
A
Pick up that book.
B
Don't mess it up.
C
I like to dance in my room.
D
She sang in front of her parents.

Slide 18 - Quizvraag

    Wanneer gebruiken we must?
            We gebruiken must om aan te geven dat iets noodzakelijk
             is of belangrijk is om te doen.
                     
                     I've got an English test tomorrow. I must revise for it                           this evening.

Slide 19 - Tekstslide

Wanneer gebruiken we mustn't?



            We gebruiken mustn't om aan te geven dat iets belangrijk                is, zonder te zeggen dat het verboden is.

                      We mustn't be late for school.
                      You mustn't use a mobile phone in the cinema.

Slide 20 - Tekstslide

      must of mustn't gebruik je ook bij regels en wetten.

In the UK, you must be 17 to drive a car.
You mustn't smoke on aeroplanes.
(Hierbij gebruik je mustn't om te zeggen dat het verboden is)

Slide 21 - Tekstslide

I _____ help my mother
A
must
B
mustn't

Slide 22 - Quizvraag

I ........ be home late.
A
must
B
mustn't

Slide 23 - Quizvraag

I ........ be home before 9pm.
A
must
B
mustn't

Slide 24 - Quizvraag

I _____ finish my homework, or my teacher will get angry.
A
must
B
mustn't

Slide 25 - Quizvraag

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide