§ 1.3 prijselasticiteit

§ 1.3 Prijselasticiteit
Hoe reageert de gevraagde hoeveelheid op een prijsverandering?

Kernwoorden:
- (volkomen) prijsinelastisch
- prijselastisch
- elasticiteit en omzet
1 / 44
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 44 slides, met tekstslides en 4 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

§ 1.3 Prijselasticiteit
Hoe reageert de gevraagde hoeveelheid op een prijsverandering?

Kernwoorden:
- (volkomen) prijsinelastisch
- prijselastisch
- elasticiteit en omzet

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

Prijselastisch & prijsinelastisch
Als de prijs van een goed stijgt, zal de gevraagde hoeveelheid (bijna altijd) .........................

De mate waarin consumenten reageren op een prijsverandering, verschilt per product.



Slide 3 - Tekstslide

Prijselastisch & prijselastisch
Als de prijs van een goed stijgt, zal de gevraagde hoeveelheid (bijna altijd) dalen.

De mate waarin consumenten reageren op een prijsverandering, verschilt per product.



Slide 4 - Tekstslide

Er zijn 4 mogelijkheden:
  

1) De gevraagde hoeveelheid reageert niet op een prijsverandering.
  • Dit is een volkomen prijsinelastische vraag.
  • Voorbeelden: .............................................................................

Slide 5 - Tekstslide

2) De gevraagde hoeveelheid reageert niet sterk op een prijsverandering.
  • D.w.z. als de prijs met een bepaald percentage verandert, verandert de gevraagde hoeveelheid met een kleiner percentage. 
  • Dit is een prijsinelastische vraag. 
  • Het gaat hier om goederen die voorzien in de primaire levensbehoefte. 

Slide 6 - Tekstslide

3) De gevraagde hoeveelheid reageert sterk op een prijsverandering.
  • D.w.z. als de prijs met een bepaald percentage verandert, verandert de gevraagde hoeveelheid met een groter percentage.  
  • Dit is een prijselastische vraag. 
  • Het gaat hier om luxe goederen. 

Slide 7 - Tekstslide

4) Als de prijs stijgt, wordt er meer van dit goed gekocht. 
  • Dit heet een Giffen-goed
  • Giffen ontdekte dat wanneer prijs van brood steeg, men (armere mensen) minder budget over hadden om vlees te kopen, waardoor men maar wat meer brood ging kopen. 

Slide 8 - Tekstslide

Waarde elasticiteit
Of iets (volkomen) prijsinelastisch of prijselastisch is, kun je uitrekenen met de volgende formule:
Prijselasticiteit van de vraag (Ev) =

Slide 9 - Tekstslide

Volkomen inelastisch

De waarde van Ev bij een volkomen prijsinelastische vraag:
Procentuele verandering gevraagde hoeveelheid is altijd 0; Ev = ......

Slide 10 - Tekstslide

Volkomen inelastisch

De waarde van Ev bij een volkomen prijsinelastische vraag:
Procentuele verandering gevraagde hoeveelheid is altijd 0; Ev = 0

Slide 11 - Tekstslide

Inelastisch
De waarde van Ev bij een prijsinelastische vraag: 
  • procentuele verandering gevraagde hoeveelheid is ..............................................................................................de procentuele verandering van de prijs.
  • Bijv.: prijs 10%↑ en vraag 5%↓; Ev = ...................................
  • Ev ligt dus tussen ...... en ......

Slide 12 - Tekstslide

Inelastisch
De waarde van Ev bij een prijsinelastische vraag:
procentuele verandering gevraagde hoeveelheid is kleiner dan de procentuele verandering van de prijs.

Bijv.: prijs 10%↑ en vraag 5%↓; Ev = -5% / 10% = -0,5

Ev ligt dus tussen -1 en 0

Slide 13 - Tekstslide

Elastisch
De waarde van Ev bij een prijselastische vraag:
  • procentuele verandering gevraagde hoeveelheid is ........................................................................................... procentuele verandering van de prijs.
  • Bijv.: prijs 10%↑ en vraag 20%↓; Ev = .............................
  • Ev is dus altijd .................................................................

Slide 14 - Tekstslide

Elastisch
De waarde van Ev bij een prijselastische vraag:
procentuele verandering gevraagde hoeveelheid is groter dan procentuele verandering van de prijs.

Bijv.: prijs 10%↑ en vraag 20%↓; Ev = -20% / 10% = -2

Ev is dus altijd kleiner dan -1

Slide 15 - Tekstslide

Giffen-goed
  • Als prijs stijgt, zal de gevraagde hoeveelheid ........................................ . 
  • Ev is dus altijd groter dan ..... . 

Slide 16 - Tekstslide

Giffen-goed
Als prijs stijgt, zal de gevraagde hoeveelheid stijgen.
Ev is dus altijd groter dan 0.

Slide 17 - Tekstslide

Schematisch:


Slide 18 - Tekstslide

Voorbeeld 1
De prijs van een goed daalt met 5%. 
De gevraagde hoeveelheid stijgt met 2%.

Hoe groot is de elasticiteit?
.................................................................................................

Slide 19 - Tekstslide

Voorbeeld 1
De prijs van een goed daalt met 5%. 
De gevraagde hoeveelheid stijgt met 2%.

Hoe groot is de elasticiteit?
Ev = 2% / -5% = -0,4

Slide 20 - Tekstslide

Voorbeeld 2
Van een product is de vraagcurve als volgt: qv = -2p + 10
Stel dat de prijs stijgt van p = 1 naar p = 2.
Hoe groot is de prijselasticiteit van de vraag?



Ev = 

Slide 21 - Tekstslide

Voorbeeld 2
Van een product is de vraagcurve als volgt: qv = -2p + 10
Stel dat de prijs stijgt van p = 1 naar p = 2.
Hoe groot is de prijselasticiteit van de vraag?



Ev = -25% / 100% = -0,25

Slide 22 - Tekstslide

Voorbeeld 3
Gegeven is dat de prijselasticiteit -2 is. Verder is gegeven dat de prijs stijgt met 20%. Met hoeveel procent zal de gevraagde hoeveelheid afnemen?
........................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................

Slide 23 - Tekstslide

Voorbeeld 3
Gegeven is dat de prijselasticiteit -2 is. Verder is gegeven dat de prijs stijgt met 20%. Met hoeveel procent zal de gevraagde hoeveelheid afnemen?
-2 = procentuele verandering gevraagde hoeveelheid / 20%
procentuele verandering gevraagde hoeveelheid = 
-2 x 20% = -40%

Slide 24 - Tekstslide

Oefensom
Van een product is de vraagcurve als volgt: qv = -2p + 10
a) Teken deze vraaglijn.

Stel dat de prijs stijgt van 
p = 3 naar p = 4.
b) Hoe groot is de prijselasticiteit van de vraag?

Slide 25 - Tekstslide

Elasticiteit en omzet
De waarde van de elasticiteit zegt iets over of de omzet zal toe- of afnemen bij een prijsstijging of –daling.

Slide 26 - Tekstslide

Voorbeeld
De elasticiteit van de vraag is gelijk aan -2. De prijs was €10 en stijgt met 10%. De gevraagde hoeveelheid was 100.




Slide 27 - Tekstslide

Voorbeeld
De elasticiteit van de vraag is gelijk aan -2. De prijs was €10 en stijgt met 10%. De gevraagde hoeveelheid was 100.




Slide 28 - Tekstslide

De omzet daalt, want de gevraagde hoeveelheid zal procentueel meer afnemen dan dat de prijs procentueel stijgt. 
Dit komt omdat er sprake is van een elastische vraag.

  • Bij een elastische vraag zal een prijsstijging leiden tot een ....................................................... van de omzet, omdat de procentuele stijging van de prijs ........................................ is dan de procentuele daling van de gevraagde hoeveelheid.

Slide 29 - Tekstslide

  • Bij een inelastische vraag zal een prijsstijging leiden tot een ......................................... van de omzet, omdat de procentuele stijging van de prijs ..................................... is dan de procentuele daling van de gevraagde hoeveelheid. 

  • Bij een inelastische vraag zal een prijsdaling leiden tot een ................................................. van de omzet, omdat de procentuele daling van de prijs ....................................... is dan de procentuele stijging van de gevraagde hoeveelheid. 



Slide 30 - Tekstslide

  • Bij een elastische vraag zal een prijsdaling leiden tot een ............................ van de omzet, omdat ................................ .............................................................................................................................................................................................................................................................................................

Slide 31 - Tekstslide

De omzet daalt, want de gevraagde hoeveelheid zal procentueel meer afnemen dan dat de prijs procentueel stijgt. 
Dit komt omdat er sprake is van een elastische vraag.

  • Bij een elastische vraag zal een prijsstijging leiden tot een daling van de omzet, omdat de procentuele stijging van de prijs kleiner is dan de procentuele daling van de gevraagde hoeveelheid.

Slide 32 - Tekstslide

  • Bij een inelastische vraag zal een prijsstijging leiden tot een stijging van de omzet, omdat de procentuele stijging van de prijs groter is dan de procentuele daling van de gevraagde hoeveelheid. 

  • Bij een inelastische vraag zal een prijsdaling leiden tot een daling van de omzet, omdat de procentuele daling van de prijs groter is dan de procentuele stijging van de gevraagde hoeveelheid. 



Slide 33 - Tekstslide

  • Bij een elastische vraag zal een prijsdaling leiden tot een stijging van de omzet, omdat de procentuele daling van de prijs kleiner is dan de procentuele stijging van de gevraagde hoeveelheid.

Slide 34 - Tekstslide

Vraaglijn & elasticiteit
De plaats op de vraaglijn bepaalt of iets elastisch of inelastisch is.

Slide 35 - Tekstslide

Voorbeeld
Stel dat de prijs daalt van 
4 naar 3. 
Wat gebeurt er met de omzet? 
.....................................................
.....................................................
..................................................................................................................................................................................................

Slide 36 - Tekstslide

Voorbeeld
Stel dat de prijs daalt van 
4 naar 3. 
Wat gebeurt er met de omzet? 
De vraag is elastisch. Als de prijs 
daalt, is de procentuele stijging 
van de gevraagde hoeveelheid groter dan de procentuele daling van de prijs. De omzet zal dus stijgen. 

Slide 37 - Tekstslide

Kruislingse prijselasticiteit
De vraag naar een goed kan ook afhangen van de prijs van een ander goed.

Er zijn twee mogelijkheden:



Slide 38 - Tekstslide

  • Als prijs van goed A stijgt, stijgt vraag naar goed B. 
  • Dit zijn substitutiegoederen
  • Goederen die ongeveer dezelfde behoefte vervullen. 


  • Als prijs van goed A stijgt, daalt vraag naar goed B. 
  • Dit zijn complementaire goederen: 
  • Goederen die bij elkaar horen (elkaar aanvullen). 

Slide 39 - Tekstslide

Hoe sterk de gevraagde hoeveelheid van een goed afhangt van de prijs van een ander goed, komt tot uitdrukking in de kruislingse prijselasticiteit:



Bij substitutiegoederen is de waarde van Ekv altijd .................
................................................
Bij complementaire goederen is de waarde van Ekv altijd ...................................... .



Slide 40 - Tekstslide

Hoe sterk de gevraagde hoeveelheid van een goed afhangt van de prijs van een ander goed, komt tot uitdrukking in de kruislingse prijselasticiteit:



Bij substitutiegoederen is de waarde van Ekv altijd positief.
Bij complementaire goederen is de waarde van Ekv altijd negatief.



Slide 41 - Tekstslide

Slide 42 - Video

Slide 43 - Video

Slide 44 - Video