Voorzetsels staan in zinsdelen waarbij je een vraag kunt stellen als
waar,
waarin, waaronder, waarmee of waardoor en staan vaak voor een zelfstandig naamwoord.
Voorzetsels kunnen ook een relatie aangeven. Een ander woord voor relatie is verband.
Een relatie geeft een verband aan tussen twee of meerdere mensen, dingen of begrippen.
Voorzetsels die een verband aangeven zijn onder andere:
behalve, dankzij, ondanks, rondom, volgens, gedurende, vanwege, namens, via, middels ...
Let op!
Soms heb je te maken met een scheidbaar werkwoord en niet met een voorzetsel!
Het werkwoord bestaat uit twee delen.
Een voorzetsel staat nooit los in een zin; het is altijd een onderdeel van een zinsdeel.