11.4 Je lijkt op

11.4 Je lijkt op ...
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

11.4 Je lijkt op ...

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vandaag
PROEFWERK OP.... woensdag 31 mei (nog 2 lessen daarvoor)

-Nabespreken huiswerk
-Deel 1 van paragraaf 11.4

-Mentoraat: planning laatste weken




Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Huiswerk was: 
-Lees blz 89-90 en 92.

-Maak van paragraaf 11.3 de opdrachten 16, 17, 18, 20, 21 en 22

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Terugblik hfst 11
11.1 Man en vrouw
Je hebt geleerd hoe voortplantingsorganen gebouwd zijn en hoe de menstruatiecyclus gaat.


11.2 Bevruchting
Je hebt geleerd hoe een zaadcel een eicel bevrucht en met welke voorbehoedsmiddelen je een zwangerschap voorkomt.


11.3 Zwangerschap
Je hebt geleerd hoe bij een zwangerschap het kindje groeit en hoe het wordt geboren.

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Terugblik 11.3 Zwangerschap
Veranderingen bij baby en moeder
Voor 12 weken noem je het een embryo, na 12 weken noem je het een foetus.
Eerste 12 weken ontstaan alle organen, daarna alleen groei.
De buik van de moeder wordt dikker. 
Door de melkklieren groeien ook haar borsten.
In de baarmoeder
Vruchtwater en vruchtvliezen beschermen de foetus.
Via de navelstreng is de baby verbonden aan de placenta.
In de placenta wisselen moeder en kind voedingsstoffen, zuurstof en afvalstoffen uit.
Nicotine, alcohol en drugs hebben schadelijke gevolgen voor het ongeboren kind.
De bevalling
Indalingsweeën zorgen er rond de 40ste week voor dat de baby klaarligt voor de bevalling.
De bevalling bestaat uit 3 fases: ontsluiting, uitdrijving en nageboorte.

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

11.4 Leerdoelen
1. Je kunt uitleggen dat chromosomen jouw erfelijke eigenschappen bepalen.

2. Je kunt uitleggen hoe mensen eigenschappen doorgeven via chromosomen. 

3. Je kunt opnoemen welke chromosomen het geslacht van een mens bepalen.

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Nu
Lees het stukje tekst op blz. 94 
Maak vraag 4 en 5
timer
3:00

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


WAT IS DIT?

Slide 8 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Jouw bouwbeschrijving

- Staat 'beschreven' in       je chromosomen.

- Chromosomen bestaan uit DNA.

- Alle chromosomen samen noem je het genoom.




Slide 9 - Tekstslide

Het genoom is als het ware de 'bouwbeschrijving' van je lichaam.
Chromosomen

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Menselijke cel

In een eicel zitten 23 chromosomen.
In een zaadcel zitten 23 chromosomen.

Eicel + zaadcel = een bevruchte cel met 46 chromosomen.

Die bevruchte cel deelt zichzelf . 

Als de cel zich deelt, deelt hij ook de chromosomen. 
In al jouw cellen zitten daardoor 46 chromosomen, waarin dezelfde 'bouwbeschrijving' staat. 

(Alleen de zaadcellen en eicellen dus niet.)



Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Teken
Lees de tekst op blz. 96

Geef met een tekening antwoord op de vraag die boven de tekst staat:
'Waardoor lijk je op je ouders'? 

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waarom lijk je dan op je ouders?

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waarom lijk je dan op je ouders?

De helft van jouw 'bouwpakket' komt van de 
23 chromosomen die je van je vader kreeg.

De helft van jouw 'bouwpakket' komt van de 
23 chromosomen die je van je moeder kreeg.




Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoeveel chromosomen heeft een huidcel van een mens
A
47
B
23
C
46
D
45

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke cellen hebben geen paren chromosomen maar enkele chromosomen in de celkern?
A
Geslachtscellen
B
Lichaamscellen
C
Hersencellen
D
Hypofyse cellen

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Jongen of meisje
mircoscoopfoto van de chromosomen van 1 cel.

Elk heeft 46 chromosomen. 

Die kun je in paren sorteren op lengte.





Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Jongen of meisje
Elk paar chromosomen is even lang;
 behalve het 23ste paar van een man.
Hij heeft een X- en een Y-chromosoom.


23ste paar chromosomen bij vrouw wél even lang.
Zij heeft twee X-chromosomen.

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Geslachtschromosomen
Dat 23ste paar bepaalt dus of je, lichamelijk gezien,
een man (XY) of een vrouw (XX) bent.
   

Ze heten daarom je geslachtschromosomen.

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Alle eicellen hebben dus een X-chromosoom.

De helft van de zaadcellen hebben een X-chromosoom.
De helft van de zaadcellen hebben een Y-chromosoom.


Jongen of meisje

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Nu en huiswerk
-Lezen blz: 98
-Maak van 11.4 opdracht 7, 8, 10, 12 en 13


-Mentoraat: planning laatste weken


timer
10:00

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

H9: Erfelijkheid
H11.4: je lijkt op

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vandaag 

Maken we 11.4 af
Bereiden we de toets voor

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Huiswerk bespreken
-Lezen blz: 98
-Maak van 11.4 opdracht 7, 8, 10, 12 en 13




Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

11.4 Leerdoelen
1. Je kunt uitleggen dat chromosomen jouw erfelijke eigenschappen bepalen.

2. Je kunt uitleggen hoe mensen eigenschappen doorgeven via chromosomen. 

3. Je kunt opnoemen welke chromosomen het geslacht van een mens bepalen.

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Chromosomen

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Heb je al je eigenschappen van je ouders geërfd?

-Erfelijke eigenschappen:
  • krijg je van je ouders
  • worden door DNA bepaald
  • Voorbeelden: oogkleur, huidskleur, wel of niet kunnen tongrollen
Ergens heel erg goed in zijn, zoals voetbal is gedeeltelijk erfelijk. Dit noem je aanleg. Maar om echt goed te worden moet je ook veel oefenen.

-niet-erfelijke eigenschappen: eigenschappen die niet door je DNA worden bepaald, zoals tatoeages, kledingstijl en kort of lang haar noemen we .
lezen 101

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 28 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Hoe ontstaan aangeboren aandoeningen?

Soms komt er tijdens de ontwikkeling van een kindje een foutje in de chromosomen. Dan heeft dat kindje een aangeboren aandoening of ziekte. Bijvoorbeeld het syndroom van Down 

Als je een ziekte van je ouders erft, heet dit een erfelijke 
aandoening. Kleurenblindheid is een voorbeeld van een 
erfelijke aandoening.


Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 30 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Hoe ontstaan aangeboren aandoeningen?

In de baarmoeder kan gekeken worden of het ongeboren kindje een aangeboren aandoening heeft. Dit kan op twee manieren:
1. Vruchtwaterpunctie: de arts zuigt een beetje vruchtwater uit de baarmoeder. In dit vruchtwater zitten cellen van de foetus. 
2. Vlokkentest: de arts zuigt cellen uit de placenta op.

In de cellen van de foetus zitten chromosomen van de foetus. Die kunnen dan onderzocht worden.

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen 11.4, deel 2
-Je leert wat geslachtschromosomen zijn
-Je leert hoe het geslacht van een baby ontstaat
-Je leert wat erfelijke eigenschappen, niet-erfelijke eigenschappen en aanleg zijn
-Je leert hoe aangeboren aandoeningen ontstaan.

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Nu 
Maak opdracht 15, 16 en 18

timer
5:00

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bekijk heel hoofdstuk 11
We doen zo een kahoot

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 36 - Link

Deze slide heeft geen instructies