- Wörter: alle woordjes van Kapitel 8 (S. 110-111). Beide kanten op, incl. meervoudsvormen. - Grammatik: dofegub (Grammatik C+E Kapitel 7), zaagsmen bv (Grammatik C+E Kapitel 8), ontleden 1e + 4e naamval. Ken het stappenplan! - Lesen: leestekst
Slide 3 - Tekstslide
Diese Woche:
Donnerstag (40 Min.)
Wörter: Quizlet
Kapitel 8
Grammatik: Challenge opdrachten
Lesen
Freitag (80 Min.)
Begin toetsweek
Dienstag (40 Min.)
Nakijken Training Kapitel 8
Herhaling Grammatik Kapitel 7
An die Arbeit
Slide 4 - Tekstslide
Nakijken Training Kapitel 8
Training (S. 178)
Aufgabe 1:
Zet de juiste uitgangen op de lege plekken.
Aufgabe 2:
Vertaal de voorzetsels & zet de lidwoorden in de juiste naamval.
Slide 5 - Tekstslide
Herhaling Grammatik Kapitel 7
1. Ontleden --> als er géén voorzetsel in de zin staat.
Ontleed de zin dan: wat is het onderwerp & wat is het lijdend voorwerp?
2. dofegub --> staat er één van deze voorzetsels in de zin, dan moet hierachter een woord in de 4e naamval komen te staan!
3. zaagsmen bv --> staat er één van deze voorzetsels in de zin, dan moet hierachter een woord in de 3e naamval komen te staan!
Slide 6 - Tekstslide
An die Arbeit
Training (S. 176)
Aufgabe 1:
Kies de juiste uitgangen. Ontleed hiervoor de zinnen; wat is het onderwerp & wat is het lijdend voorwerp?
Aufgabe 2:
Vertaal de voorzetsels en schrijf het woord erna in de vierde naamval.
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Tekstslide
Toetsstof
- Wörter: alle woordjes van Kapitel 8 (S. 110-111). Beide kanten op, incl. meervoudsvormen. - Grammatik: dofegub (Grammatik C+E Kapitel 7), zaagsmen bv (Grammatik C+E Kapitel 8), ontleden 1e + 4e naamval. Ken het stappenplan! - Lesen: leestekst
Slide 9 - Tekstslide
Diese Woche:
Donnerstag (40 Min.)
Wörter: Quizlet
Kapitel 8
Grammatik: Challenge opdrachten
Lesen
Freitag (80 Min.)
Begin toetsweek
Dienstag (40 Min.)
Nakijken Training Kapitel 8
Herhaling Grammatik Kapitel 7
An die Arbeit
Slide 10 - Tekstslide
An die Arbeit
Challenge Kapitel 7 (S. 177)
Challenge Kapitel 8 (S. 179)
Aufgabe 1:
Maak 9 zinnen met 3 zinsdelen. Let op de juiste naamvallen.
Aufgabe 1:
Kies per zin het passende voorzetsel & vertaal de zin.
Aufgabe 2:
Maak juiste zinnen. Let erop dat je soms de naamval na het voorzetsel nog moet veranderen.
Aufgabe 2:
Vervang de onderstreepte zinsdelen door persoonlijke voornaamwoorden. Let op de naamval!