Leenwoorden Blok 3

Leenwoorden
1 / 43
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo lwoo, b, kLeerjaar 3

In deze les zitten 43 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 5 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Leenwoorden

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat gaan we vandaag doen?

Wat zijn leenwoorden? 
Uit welke talen komen onze leenwoorden?



Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leenwoorden
In de straattaal zien we veel nieuwe woorden, maar ook veel woorden die we uit andere talen halen. We noemen die woorden leenwoorden.

Ook in onze standaardtaal gebruiken we leenwoorden.
Is dit nieuw? 
Is dit typisch Nederlands?

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

0

Slide 4 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Welke woorden uit het
Engels gebruiken wij?

Slide 5 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Uit welke talen hebben wij
veel woorden geleend?

Slide 6 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Engelse leenwoorden
Franse leenwoorden

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een leenwoord?
A
Een woord dat uit een vreemde taal is overgenomen.
B
Een woord met een bijzondere betekenis.
C
Een woord waarvan de betekenis vergeten is.

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Leenwoorden
  • Engelse leenwoorden
  • Franse leenwoorden
  •  Latijnse leenwoorden
  •  Duitse leenwoorden


Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Engelse leenwoorden

Slide 10 - Tekstslide

Bron uitleg.
Engelse leenwoorden
Bijvoorbeeld: 
Online
 Poncho 
Penalty
Stand-by 
Lay-out

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Franse leenwoorden

Slide 12 - Tekstslide

Bron uitleg.
Franse leenwoorden

Slide 13 - Tekstslide

Bron uitleg.
Leenwoorden 

We gebruiken veel woorden die oorspronkelijk uit het Latijn komen. Deze woorden hebben een afwijkende meervoudsvorm.

Voorbeeld:

-> museum - musea /   centrum - centra / datum - data

-> technicus - technici, medicus - medici, politicus - politici

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leenwoorden (I)

We gebruiken in het Nederlands veel woorden die oorspronkelijk uit het Latijn komen. Deze woorden hebben een afwijkende meervoudsvorm.
Voorbeeld:

museum - musea
centrum - centra
datum - data

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ken je Duitse leenwoorden?
  • ...
  • einzelgänger 
  • überhaupt 
  • bühne 

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Een Duits leenwoord...

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Trema
In leenwoorden gebruiken we soms ook een trema: fröbelen, überhaupt, patiënt. In Duitse leenwoorden noemen we het trema ‘umlaut’.

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Een Duits leenwoord...

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

ENGELSE LEENWOORDEN

GEEN
ENGELSE LEENWOORDEN

Slide 20 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een leenwoord?
A
knop
B
tissue
C
piano
D
raam

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Komen de leenwoorden uit het Engels of uit het Frans?
FRANS
ENGELS
DUITS
maillot
première
lipstick
sandwich
mayonaise
controle
schnitzel
bockbier
abseilen

Slide 22 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

dagboek op internet
electronische post
kletsen op internet
op internet zetten
persoonlijke vrijheid
persoonsbeschrijving
blog
chatten
e-mail
posten
privacy
profiel

Slide 23 - Sleepvraag

De leerlingen zetten de leenwoorden bij de juiste omschrijvingen.

Bron: ‘Lees mee >> NT2’ - F. van der Maden en D. Pijpker (Diataal & Edutekst 2016), p 141.

Wat is de oorsprong van het leenwoord?
Duits
Frans
Engels
Arabisch
Überhaupt
Medaille
Deleten
Suiker

Slide 24 - Sleepvraag

Suiker = afkomstig van het Arabische sukkar, dat weer is afgeleid van het Sanskriet śarkarā. De kruisvaarders waren in de twaalfde eeuw de eerste Europeanen die suiker meenamen uit het Midden-Oosten. Via Italiaanse havens kwam het woord in bijvoorbeeld het Italiaans terecht als zuccaro, in het Nederlands kennen we het zoete product als suiker.
Engelse leenwoorden
Franse leenwoorden
cliché
airbags
stopwatch
bureau
cadeau
finish

Slide 25 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Frans leenwoord
Geen Frans leenwoord
diner
privacy
e-mail
confetti
croissant
chique
trottoir
bouillon
sale
paella

Slide 26 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke leenwoorden komen uit het Engels? Ga maar slepen.
ENGELSE LEENWOORDEN

Slide 27 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Uit welke taal zijn de onderstaande leenwoorden afkomstig?
Arabisch
Duits
Frans
Engels
Latijn
matras, koffie, caravan
föhn, ober, sowieso
chauffeur, horloge, ambulance
flat, team, baby
museum, agenda,
datum

Slide 28 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe zit dat met het Arabisch?

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

0

Slide 30 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een Arabisch leenwoord dat in het Nederlands wordt gebruikt?
A
Boek
B
Fiets
C
Suiker
D
Auto

Slide 31 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

0

Slide 32 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Waarom spreken jongeren straattaal?
  • Het is een codetaal     
  • Het zorgt voor verbondenheid,                                                       maar kan ook mensen uitsluiten
  • Je toont bij welke groep je sociaal en geografisch hoort 
  • Leuke manier om met taal te spelen-> straattaal kent geen regels -> heeft een hoog 'do it yourself' gehalte

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 34 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 35 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 36 - Link

Deze slide heeft geen instructies

Straattaal:
Wat is een ''waggie''?
A
Auto
B
Poging
C
Snoepje
D
Iemand aan zijn onderbroek ophangen

Slide 37 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

'Vriend' in straattaal is?
A
Sahbi
B
Habibi
C
Mattie
D
Yemmesh

Slide 38 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Straattaal: Wat betekent 'flashen'?
A
in de maling nemen
B
iemand pijn doen
C
stelen

Slide 39 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat betekent ''osso'' in straattaal?
A
Worst
B
Huis
C
Stier
D
Schoen

Slide 40 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is geen straattaal?
A
Doekoe
B
Pattas
C
Santoeka
D
Donnie

Slide 41 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Vroeger verspreidde de woorden van de straattaal zich via...
A
de straat
B
het internet

Slide 42 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Schrijf drie leenwoorden op

Slide 43 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies