H1 par 3 Vermogen en energie

H1 Elektriciteit
1.3 Vermogen en energie
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 3

In deze les zitten 24 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

H1 Elektriciteit
1.3 Vermogen en energie

Slide 1 - Tekstslide

VT data
VT-2: di 26 november (H1 elektriciteit)

VT-3: di 3 dec (PO Elektriciteit)

Slide 2 - Tekstslide

Lesplanning
* Huiswerk controle
* Huiswerkbespreking  
* Leerdoelen paragraaf 3
* Uitleg en aantekeningen paragraaf 3
* Aan de slag

Slide 3 - Tekstslide

OPDRACHT
- Lees zelfstandig paragraaf 1.2
- zoek de betekenis op van de begrippen: overbelasting, kortsluiting en schrijf deze op in eigen woorden
- Je krijgt 5 minuten de tijd, hierna vraag ik een aantal om uit te leggen.
- klaar? lees het nog een keer  en kijk eens naar de andere begrippen ;)
timer
4:00

Slide 4 - Tekstslide

Kortsluiting

Slide 5 - Tekstslide

Overbelasting

Slide 6 - Tekstslide

Bespreking huiswerk
Vragen van jullie over paragraaf 1 & 2? 

Aandacht voor par 2 opdracht 3 

Slide 7 - Tekstslide

Overbelasting

Slide 8 - Tekstslide

Leerdoelen
Je kunt:
  • uitleggen wat wordt bedoeld met het vermogen van een apparaat
  • berekeningen uitvoeren met spanning, stroomsterkte en vermogen.
  • uitleggen hoe het verbruik van elektrische energie in huis wordt gemeten.
  • het energieverbruik van elektrische apparaten berekenen in kWh.
  • berekenen hoeveel je voor de verbruikte elektrische energie moet betalen.

Slide 9 - Tekstslide

Vermogen
2
3
4
5
1

Slide 10 - Tekstslide

Vermogen
Het vermogen is de energie die in één seconde wordt
verbruikt.
De eenheid van vermogen is watt 

Slide 11 - Tekstslide

Vermogen
2
1

Slide 12 - Tekstslide

Vermogen
P = vermogen in watt
U = spanning in volt
I = Stroomsterkte in ampère


Binas: tabel 12, formule 2

Slide 13 - Tekstslide

Vermogen berekenen
Op het lampje van een zaklamp staat: 2,2 V en 50 mA.
Hoe groot is het vermogen van dit lampje als het op de juiste spanning wordt aangesloten?
gegevens: U = 2,2 V  I = 50 mA = 0,050 A
gevraagd : P = ?
formule:  P = U ∙ I
uitwerking + antwoord: P =2,2 × 0,050 = 0,11 W

Slide 14 - Tekstslide

Oefening
De wasmachine gebruikt een spanning van 230 V hier loopt 8A doorheen. 
Wat is het vermogen van de wasmachine?

timer
2:00

Slide 15 - Tekstslide

Energiemeter / kWh-meter

Een energiemeter geeft het aantal verbuikte kWh door aan het energiebedrijf. Het kan ook zijn dat je het zelf door moet geven. 
1 kWh = 0,23 euro

Slide 16 - Tekstslide

Energieverbruik

Slide 17 - Tekstslide

Energie verbuik
E= Energie in kWh
P = Vermogen in kW
t= tijd in h



Binas tabel 12, formule 3

Slide 18 - Tekstslide

Berekenen energieverbruik

Een apparaat met een vermogen van 1 kW staat 3 uur aan. Bereken het energieverbruik.
antwoord: 1kW x 3 uur = 3 kWh
Een apparaat met een vermogen van 0,5 kW staat 5 uur aan.
Bereken het energieverbruik.
antwoord: 0,5 kW x 5 uur = 2,5 kWh

Slide 19 - Tekstslide

Oefening
Een waterkoker heeft een vermogen van 1200 watt.
Het koken van water duurt 0,2 uur.
Bereken het energieverbruik in kWh. Gebruik hierbij het stappenplan!

Gegevens:
Gevraagd:
Formule:
Berekening:
Antwoord:

Slide 20 - Tekstslide

Berekenen energieverbruik

Een waterkoker heeft een vermogen van 1200 watt.
Het koken van water duurt 0,2 uur.
Bereken het energieverbruik in joule. 
GEBRUIK ALTIJD HET STAPPENPLAN
Gegevens: P= 1200 W t= 0,2 h
Gevraagd: E=? 
 Formule:    E = Pxt
Berekening + antwoord: E= 1,2 x 0,2 = 0,24 kWh

Slide 21 - Tekstslide

Energiekosten berekenen
Energiekosten = energie (in kWh) x prijs van 1 kWh


Slide 22 - Tekstslide

Voorbeeld
Een apparaat verbruikt 20 kWh 
1 kWh kost 0,23 euro. 

Hoeveel kost het gebruik van dit apparaat?
Energiekosten = energie (in kWh) x prijs van 1 kWh
Energiekosten = 20 x 0,23
Energiekosten = 4,6 euro

Slide 23 - Tekstslide

Aan de slag
Maken paragraaf 3 opgave: 
1, 2, 3, 5, 7, 9 & 10


Ben je klaar? 
Kijk dan naar de test jezelf van paragraaf 1 tot en met 3

Slide 24 - Tekstslide