09. Thema 5.5 Gedrag (1) 15-5

Thema 5: Waarneming en gedrag
Basisstof 5: Gedrag
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 1

In deze les zitten 25 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Thema 5: Waarneming en gedrag
Basisstof 5: Gedrag

Slide 1 - Tekstslide

Vandaag
Huiswerk bespreken
Thema 5 bs 5
Huiswerk

Slide 2 - Tekstslide

Maken Thema 1:

Huiswerk 15 mei
Maken §5.4: af
+
Leren 5.1 + 5.2 + 5.3



KGT

Slide 3 - Tekstslide

Doel: Gedrag
  • Je kunt uitleggen wat gedrag is.
  • Je kunt uitleggen waardoor gedrag wordt bepaald.
  • Je kunt het verschil benoemen tussen observatie en interpretatie van gedrag.

Slide 4 - Tekstslide

Inleiding
Alles wat een mens of dier doet = gedrag.

Bijvoorbeeld lachen en naar iets kijken.
Ook geluiden maken, slapen en zelfs gewoon stilstaan is gedrag.

Slide 5 - Tekstslide

Gedrag
Gedrag bestaat uit handelingen die met elkaar samenhangen. Die handelingen hebben samen een doel.

Bijvoorbeeld het jachtgedrag van een lynx.

Slide 6 - Tekstslide

Gedrag
De verschillende handelingen van een lynx volgen elkaar in een vaste volgorde op. De ene handeling leidt tot de volgende handeling.

Als het effect van de ene handeling leidt tot een volgende handeling, noem je dat een gedragsketen.

Slide 7 - Tekstslide

Reageren
Een prikkel is een invloed uit de omgeving op een organisme.
Zintuigen reageren op prikkels door impulsen naar de hersenen te sturen.

Als je reageert op een prikkel, sturen de hersenen impulsen naar de spieren.

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Respons
Het meisje op de afbeelding (bladzijde 110) vindt een leuk filmpje op YouTube. In haar hersenen wordt ze zich bewust van die prikkel.

Ze reageert op die prikkel: ze gaat er goed voor zitten, klikt de video aan en kijkt ernaar. Er gaan dan impulsen naar haar spieren.

Een reactie op een prikkel heet een respons.

Slide 10 - Tekstslide

Prikkels
Er bestaan verschillende soorten prikkels.

Iemand kan honger krijgen en gaan eten.
Honger is een prikkel die in het lichaam ontstaat (een inwendige prikkel).

Andere prikkels komen van buiten het lichaam. Je ziet en ruikt bijvoorbeeld gebakken brood. Een uitwendige prikkel komt van buiten het lichaam en kun je via je zintuigen waarnemen.

Slide 11 - Tekstslide

Motivatie 
Motivatie is de bereidheid tot het verrichten van bepaald gedrag.

Als je al veel hebt gegeten, is je motivatie erg laag om nog een boterham te eten. De prikkel 'ruiken van vers brood' leidt dan niet tot eetgedrag.

Maar als je honger hebt, is je motivatie om te eten hoog. Dezelfde prikkel, 'ruiken van vers brood', leidt dan wel tot een respons.

Slide 12 - Tekstslide

aangeboren / aangeleerd
Gedrag is voor een deel aangeboren en voor een deel aangeleerd.

Al direct na de geboorte kunnen jonge zoogdieren zich voeden door te zuigen aan de tepel van de moeder.
Dit is een voorbeeld van aangeboren gedrag.
De jongen kunnen het meteen, zonder dat ze het geleerd hebben.

Slide 13 - Tekstslide

Aangeleerd gedrag
Veel gedrag van mensen en dieren is aangeleerd gedrag.
Dit gedrag ontstaat door het te leren.

Een peuter leert bijvoorbeeld met een lepel te eten.
Een kat leert om de kattenbak te gebruiken.

Slide 14 - Tekstslide

Sociaal gedrag
Bij veel dieren en mensen wordt het gedrag beïnvloed door soortgenoten.
Het gedrag van soortgenoten naar elkaar toe noem je sociaal gedrag.

Bij sociaal gedrag is een handeling van een dier (of mens) een prikkel voor een handeling van een soortgenoot.

Slide 15 - Tekstslide

Signaal
Een prikkel of handeling bij sociaal gedrag noem je een signaal.
Het opsteken van een hand is een signaal aan een soortgenoot.

Mensen en dieren gebruiken signalen om met elkaar te communiceren. Bijvoorbeeld lichaamshouding, gebaren en taal bij mensen en kleur, geluiden of geur bij dieren.

Slide 16 - Tekstslide

Gedrag van mensen
Het gedrag van mensen is anders dan dat van dieren.
Mensen denken na over hun gedrag en ze beoordelen het gedrag van anderen.
Dieren doen dat niet.

Slide 17 - Tekstslide

Normen en waarden
Om goed te kunnen samenleven, hebben mensen normen en waarden voor hun gedrag.

Waarden zijn de dingen die mensen belangrijk vinden in het leven. Voorbeelden zijn eerlijkheid, respect, rechtvaardigheid en vrijheid.

Normen zijn gedragsregels waarvan veel mensen vinden dat je je eraan moet houden. Bijvoorbeeld: je mag niet stelen.
Normen zijn gebaseerd op waarden.

Slide 18 - Tekstslide

Observatie en interpretatie
Een hand opsteken is een signaal.
Dit signaal kan verschillende betekenissen hebben.

Om de betekenis te begrijpen, kijk je niet alleen naar de opgestoken hand. Je kijkt ook naar de situatie, de gezichtsuitdrukking en de lichaamshouding.

Slide 19 - Tekstslide

Observatie en interpretatie
Het feitelijke gedrag dat je waarneemt - iemand steekt een hand op - noem je observatie.
Wat jij denkt dat dit gedrag betekent, noem je interpretatie.

Slide 20 - Tekstslide

Doel: Gedrag
  • Je kunt uitleggen wat gedrag is.
  • Je kunt uitleggen waardoor gedrag wordt bepaald.
  • Je kunt het verschil benoemen tussen observatie en interpretatie van gedrag.

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Maken Thema 1:

Huiswerk 16 mei
Maken §5.5: 1-4
+
Leren 5.1 + 5.2 + 5.3 + 5.4



KGT
Laat je samenvatting zien.

Slide 23 - Tekstslide

Nabespreking
Hoe is het gegaan?
Wat ging goed?
Wat vond je moeilijk?
Welke vragen heb je nog?

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide