Woche 39

H4du3 Duits, Woche 39
1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 11 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 160 min

Onderdelen in deze les

H4du3 Duits, Woche 39

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Beginopdracht
Versie A
Versie B
verliefd worden op
zoenen
gelukkig
gênant
grappig
trots
zenuwachtig
verschrikkelijk
trouwen
spijten

Slide 3 - Tekstslide

Diese Woche:
Montag (50 Min.)

Idioom
Check: Aufgabe 25-29
Wörter nächste Woche
Grammatik H: voorzetsels +3/+4
Aufgabe 47, 49, 50, 51, 52
G: 45
Freitag (100 Min.)

Uitval

Slide 4 - Tekstslide

Grammatik H: vaste voorzetsels
Doel: 

- op de toets weet je welke vaste voorzetsels met welke naamval gaan (+3e naamval of +4e naamval)
- je kunt het naamvalschema gebruiken (dit krijg je op de toets)
- je weet het verschil tussen 'nach' en 'zu'

Slide 5 - Tekstslide

Grammatik H: vaste voorzetsels
Vaste voorzetsels +3e naamval = 

z
m
a
e
a
n
g
b
s
v

Slide 6 - Tekstslide

Grammatik H: vaste voorzetsels
Het verschil tussen 'nach' en 'zu' (betekenis van allebei = naar)

nach
zu

Slide 7 - Tekstslide

Grammatik H: vaste voorzetsels
Vaste voorzetsels +4e naamval = 

d
g
o
u
f
b
e

Slide 8 - Tekstslide

Grammatik H: vaste voorzetsels
Op de toets krijg je de naamvalschema's erbij. Oefenen met blz. 238-239.
Je moet wél weten welke woorden bij welke groep horen:

- Der-groep = der, die, das, die, dies-, jen-, jed-, welch-, solch-, manch-, all-, beid-.

- Ein-groep = ein-, kein- en alle bezittelijke voornaamwoorden (= mein-, dein-, sein-, ihr-, sein-, unser-, euer-, ihr-, Ihr-_.

Slide 9 - Tekstslide

Hausaufgaben für Freitag
- Maken:

- Leren: 



Slide 10 - Tekstslide

Hausaufgaben für Montag
- Maken: 

- Leren: 



Slide 11 - Tekstslide