H5.1 Nieuwe steden

De stad in de Middeleeuwen
Nieuwe steden



Geschiedenis - Basis 1
Pak je spullen + zitten op de eigen plek
timer
3:00
1 / 47
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

In deze les zitten 47 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

De stad in de Middeleeuwen
Nieuwe steden



Geschiedenis - Basis 1
Pak je spullen + zitten op de eigen plek
timer
3:00

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe ziet een les eruit? 

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is wat?
Dikgedrukt = een begrip
schuin = moeilijk woord

uitleg van begrip
Hierin staat de uitleg van het begrip. Schrijf het begrip en de betekenis op in je schrift.
uitleg van moeilijk woord
Hierin staat de uitleg van het moeilijke woord. Schrijf het op in je schrift.
uitleg
Hierin staat de uitleg over een bepaald onderwerp.
Op de bron
Blz. X

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe zat het ook alweer met de Middeleeuwen?

  • Het ligt in het midden van die twee perioden: tussenperiode

  • Ongeveer tussen 500 en 1500

  • Vroege Middeleeuwen: 500-1000
  • Late Middeleeuwen: 1000-1500

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vroege Middeleeuwen
Tijd van Monniken en Ridders (500-1000)

  • Einde van het Romeinse Rijk.
  • Het is onveilig in Europa, mensen zoeken bescherming bij kastelen. 
  • Karel de Grote is de koning van het Frankische Rijk en leent zijn rijk uit aan leenmannen. 
  • Komst van een nieuw geloof: de Islam.
Dit is een plattegrond van Zwolle in de Middeleeuwen

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Late Middeleeuwen
Tijd van Steden en Staten (1000-1500)

  • Het is 'veiliger' en 'rustiger' in Europa
  • Daardoor komt er meer handel
  • Er ontstaan steden
  • Geld komt weer terug

Zoek de begrippen burgers, handel en stadsrechten in je boek (blz. 112) en schrijf ze in je schrift.
Dit is een plattegrond van Zwolle in de Middeleeuwen

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is wat?
Dikgedrukt = een begrip
schuin = moeilijk woord

uitleg van begrip
Hierin staat de uitleg van het begrip. Schrijf het begrip en de betekenis op in je schrift.
uitleg van moeilijk woord
Hierin staat de uitleg van het moeilijke woord. Schrijf het op in je schrift.
uitleg
Hierin staat de uitleg over een bepaald onderwerp.
Op de bron
Blz. X

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

      Leerdoelen
Aan het eind van deze les...
...ken je de begrippen. (R)
...kan je uitleggen waardoor rond het jaar 1000 nieuwe steden ontstonden. (T1)
...kan je uitleggen wie de baas was in de stad. (T1)
...je kan uitleggen wat een gilde is. (T1)

Slide 8 - Tekstslide

3. Leerdoelgericht werken
De docent geeft het onderwerp, RTTI geformuleerde leerdoelen en de lesopbouw aan. De docent weet de leerdoelen goed te laten aansluiten bij de voorkennis en het (taal)niveau van de leerlingen. Gedurende de les wordt continu een terugkoppeling naar de leerdoelen gemaakt om de mate van beheersing te controleren.   
Leerdoelen
Aan het eind van deze les...
...je kent de begrippen burgemeester, schepenen, schout, stadsrechten, gemeenteraad en wethouder. (R)
...je kan uitleggen waardoor er rond 1000 nieuwe steden ontstonden. (T1)
...je kan uitleggen wie de baas was in de Middeleeuwse stad. (T1)

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Noem drie verschillen.

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Toenemende handel
landbouw
Alles dat te maken heeft met het verbouwen van gewassen (zoals graan, appels, bonen, etc. wat we akkerbouw noemen) en het houden van dieren (wat we veeteelt noemen).
oogst
Als planten rijp zijn om te plukken kan je ze oogsten. Je zorgt dan dat je ze opslaat om later te kunnen eten of om te verwerken tot ander voedsel.
werktuigen
Handige hulpmiddelen die je kan gebruiken om iets te maken. Zoals een hamer of een beitel of een ploeg. 

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Toenemende handel
Rond 1000 gaat het beter met de landbouw. Boeren hadden geleerd: 
  1. Het land te bemesten.
  2. Betere werktuigen te gebruiken.
Het gevolg hiervan was dat de oogsten groter werden. 
landbouw
Alles dat te maken heeft met het verbouwen van gewassen (zoals graan, appels, bonen, etc. wat we akkerbouw noemen) en het houden van dieren (wat we veeteelt noemen).
oogst
Als planten rijp zijn om te plukken kan je ze oogsten. Je zorgt dan dat je ze opslaat om later te kunnen eten of om te verwerken tot ander voedsel.
werktuigen
Handige hulpmiddelen die je kan gebruiken om iets te maken. Zoals een hamer of een beitel of een ploeg. 

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Toenemende handel
oogst
Als planten rijp zijn om te plukken kan je ze oogsten. Je zorgt dan dat je ze opslaat om later te kunnen eten of om te verwerken tot ander voedsel.
markt
Plek in de stad waar ik producten kan kopen en verkopen.
handel
Het kopen en verkopen van producten.
timer
1:00

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Toenemende handel
Als de oogsten groter worden, hoef je niet alles voor jezelf te houden. Je kan dan een deel verkopen op de markt. Met het geld dat je daarmee verdiende kon je spullen kopen die je zelf niet kon maken. 
Het gevolg was dat de handel toeneemt. 
oogst
Als planten rijp zijn om te plukken kan je ze oogsten. Je zorgt dan dat je ze opslaat om later te kunnen eten of om te verwerken tot ander voedsel.
markt
Plek in de stad waar ik producten kan kopen en verkopen.
handel
Het kopen en verkopen van producten.

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Toenemende handel
1. oogsten worden groter > deel verkopen op de markt > met het geld kan je weer spullen kopen = toenemende handel.


2. het wordt veiliger in Europa > handelaren kunnen verder reizen = meer luxeproducten uit Engeland en China.
gevolg
Dingen die gebeuren door iets anders.

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Toenemende handel
Ook was het veiliger geworden in Europa. Het gevolg daarvan was dat handelaren makkelijker en verder konden reizen.
Je kon dan stoffen uit Engeland kopen, wijn uit Frankrijk en zijde uit China. En nog heel veel meer.
gevolg
Dingen die gebeuren door iets anders.

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zet in de goede volgorde.
Je ziet zinnen over het groeien van de handel. Wat gebeurt na elkaar?
Weinig handel
Handel groeit
Boeren gaan betere werktuigen gebruiken.
Kooplieden verdienen geld door producten te verkopen.
Boeren verkopen producten op de markt.
Boeren houden producten over.
Boeren hebben geld om producten te kopen
De oogsten worden groter.
Boeren bemesten het land.

Slide 17 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een goede plek
producten
Ander woord voor spullen.
eisen
Dingen die je wilt.
burgers
De mensen die in een stad wonen.
timer
1:00

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies



Een goede plek


Tussen de reizen door hadden handelaren een plek nodig om te wonen en hun producten op te slaan. Ze hadden een aantal eisen:
  • Het moest bij een kruispunt van wegen en rivieren zijn (dan kwamen er veel mensen voorbij).
  • Het moest er veilig zijn (dus in de buurt van een kasteel of klooster).
Op deze plekken ontstonden dan nieuwe steden. De mensen in de stad noemen we burgers
producten
Ander woord voor spullen.
eisen
Dingen die je wilt.
burgers
De mensen die in een stad wonen.

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

timer
1:00

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Stadsrechten
Kregen ze van de edelman die het land beheerde. Had je stadsrechten, dan kon je:

  • Dit zijn afspraken tussen de heer en de stad. 
  • Het recht om zelf de stad te besturen.
  • Het recht om een muur om de stad te bouwen.
  • De plicht om belasting te betalen aan de heer.
  • De plicht om de heer bij een oorlog te helpen.
recht
Dingen die je mag.
plicht
Dingen die je moet.
stadsrechten
Het recht van een stad op een eigen bestuur.

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Een goede plek
Waar die stad lag was de edelman de baas. Hij had dat stuk land te leen gekregen van de koning! Iedereen moest hem dus gehoorzamen, maar de burgers van de stad wilden zelf de baas zijn. Daarom vroegen ze om stadsrechten
  • Dit zijn afspraken tussen de heer en de stad. 
  • Het recht om zelf de stad te besturen.
  • Het recht om een muur om de stad te bouwen.
  • De plicht om belasting te betalen aan de heer.
  • De plicht om de heer bij een oorlog te helpen.
recht
Dingen die je mag.
plicht
Dingen die je moet.
stadsrechten
Het recht van een stad op een eigen bestuur.

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 23 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 24 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De schout, schepenen en burgemeester
De baas van de stad was de burgemeester. Hij maakte samen met de raad de regels in een stad. 
Het hoofd van de politie in een stad was de schout. Hij was het hoofd van de rakkers én van de schepenen. De schepenen waren een soort rechters. Zij bepaalden welke straf een misdadiger kreeg.
raad
Groep mensen die advies geeft aan iemand.
burgemeester
Voorzitter van de adviesraad en het hoofd van een stad.
schout
Hij liet misdadigers (criminelen) opsporen en klaagde ze aan bij de schepenen.
schepenen
Zij bepaalden de straf voor een misdaad.

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De schout, schepenen en burgemeester
De baas van de stad was de burgemeester. Hij maakte samen met de raad de regels in een stad. 

Het hoofd van de politie in een stad was de schout. Hij was het hoofd van de rakkers én van de schepenen. De schepenen waren een soort rechters. Zij bepaalden welke straf een misdadiger kreeg.
raad
Groep mensen die advies geeft aan iemand.
burgemeester
Voorzitter van de adviesraad en het hoofd van een stad.
schout
Hij liet misdadigers (criminelen) opsporen en klaagde ze aan bij de schepenen.
schepenen
Zij bepaalden de straf voor een misdaad.

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 28 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Wat betekend het woord:
oogst
A
Dat je ogen hebt.
B
Dat je planten die rijp zijn plukt.
C
Dat je sneller moe bent.
D
Dat je sneller wakker bent.

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Door welke twee dingen worden de oogsten groter?
A
Boeren gebruiken de mest en betere werktuigen.
B
Boeren gebruiken de mest en handelen.
C
Boeren handelen en zijn slimmer.
D
Boeren gebruiken betere werktuigen en zijn slimmer.

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waar verkoopt de boer de oogst die hij overhoudt?
A
Hij bewaard die voor het volgende jaar.
B
Hij verkoopt die aan de heer.
C
Hij verkoopt die op de markt.
D
Hij verkoopt die aan zijn zoon.

Slide 31 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat betekend het woord:
handel
A
Dat je spullen verkoopt.
B
Dat je spullen koopt.
C
Dat je spullen nodig hebt.
D
Dat je spullen koopt en verkoopt.

Slide 32 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn oorzaken van de toenemende handel?
A
Het werd veiliger om te reizen.
B
Het ging beter met de landbouw.
C
Er ontstonden steden.
D
Kooplieden maakten meer winst.

Slide 33 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn gevolgen van de toenemende handel?
A
Het werd veiliger om te reizen.
B
Het ging beter met de landbouw.
C
Er ontstonden steden.
D
Kooplieden maakten meer winst.

Slide 34 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat betekend het begrip:
burgemeester
A
Hij is de baas van de stad.
B
Hij is de baas van de boeren.
C
Hij is de baas over een stuk land.
D
Hij is de baas van een land.

Slide 35 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat betekend het begrip:
schepenen
A
Zij zijn de politie in de stad.
B
Zij bepalen de handel.
C
Zij bepalen de oogst.
D
Zij bepalen welke straf je krijgt.

Slide 36 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat betekend het begrip:
schout
A
Hij is het hoofd van de burgers in de stad.
B
Hij is het hoofd van de politie in de stad.
C
Hij is het hoofd van het land.
D
Hij is het hoofd van een gebied.

Slide 37 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat betekend het begrip:
stadsrechten
A
Het recht van een stad op een stuk land.
B
Het recht van een stad om een markt te houden.
C
Het recht van een stad op eigen bestuur.
D
Het recht van een stad om te poepen.

Slide 38 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Zet in de goede volgorde.
Je ziet zinnen over het groeien van de handel. Wat gebeurt na elkaar?
Weinig handel
Handel groeit
Boeren gaan betere werktuigen gebruiken.
Kooplieden verdienen geld door producten te verkopen.
Boeren verkopen producten op de markt.
Boeren houden producten over.
Boeren hebben geld om producten te kopen
De oogsten worden groter.
Boeren bemesten het land.

Slide 39 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Zet in de goede volgorde.
De zinnen gaan over het ontstaan van steden. Zet ze in de goede volgorde.
De graaf geeft de stad stadsrechten.
De graaf is de baas over de bewoners van de stad.
De burgers willen eigen baas zijn in de stad.
De stad wordt rijk.
In het gebied van de graaf ontstaat een stad.

Slide 40 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Begrippen uit deze les
  • Burgemeester
  • Schepenen
  • Schout
  • Stadsrechten

  • plicht
  • recht
  • handel
  • oogst
  • landbouw

Slide 41 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat betekend het begrip:
burgemeester
A
Hij is de baas van de stad.
B
Hij is de baas van de boeren.
C
Hij is de baas over een stuk land.
D
Hij is de baas van een land.

Slide 42 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat betekend het begrip:
schepenen
A
Zij zijn de politie in de stad.
B
Zij bepalen de handel.
C
Zij bepalen de oogst.
D
Zij bepalen welke straf je krijgt.

Slide 43 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat betekend het begrip:
schout
A
Hij is het hoofd van de burgers in de stad.
B
Hij is het hoofd van de politie in de stad.
C
Hij is het hoofd van het land.
D
Hij is het hoofd van een gebied.

Slide 44 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat betekend het begrip:
stadsrechten
A
Het recht van een stad op een stuk land.
B
Het recht van een stad om een markt te houden.
C
Het recht van een stad op eigen bestuur.
D
Het recht van een stad om te poepen.

Slide 45 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

Slide 46 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Stel 1 vraag over de lesstof die je niet goed hebt begrepen.

Slide 47 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies