Werkwoorden schrijven in tegenwoordige tijd of verleden tijd
Werkwoorden:
vinden
lezen
wapperen
bespieden
verhuizen
smurfen
zijn
snijden
Slide 2 - Tekstslide
Andere naam: imperatief.
Je geeft iemand een gebod/commando/bevel.
Als er in een zin een gebiedende wijs wordt gebruikt, staat er geen onderwerp in.
De gebiedende wijs staat in de ik-vorm.
Het werkwoord staat vooraan in de zin.
Gebiedende wijs
Slide 3 - Tekstslide
Elke vier jaar gaat het Nederlandse volk naar de stembus. Als je boven de 18 bent dan mag je gaan stemmen. Bij de verkiezingen word iemand gekozen die ons in de Tweede Kamer gaat vertegenwoordigen. Gaat dus naar het stemlokaal!
Hoeveel werkwoorden staan in deze tekst?
Welke twee zijn fout gespeld?
Slide 4 - Tekstslide
Elke vier jaar gaat het Nederlandse volk naar de stembus. Als je boven de 18 bent dan mag je gaan stemmen. Bij de verkiezingen wordt iemand gekozen die ons in de Tweede Kamer gaat vertegenwoordigen. Gaat dus naar het stemlokaal!
Er staan 10 werkwoorden in de deze tekst.
2 zijn fout (donkerrood gekleurd). In welke zin staat een gebiedende wijs?
Ga naar Google Classroom van vandaag.
Slide 5 - Tekstslide
Wat heeft dit schip met de verleden
tijd te maken??
Slide 6 - Tekstslide
Schrijf daarna drie dingen op die van belang zijn als je een persoonsvorm in de verleden tijd gaat opschrijven.
Kijk naar het filmpje!
Slide 7 - Tekstslide
Het filmpje
Slide 8 - Tekstslide
Hoe werkt het? Drie leerlingen leggen uit!
Slide 9 - Tekstslide
1)sterk of zwak?
2)zwak - stam blijft gelijk
3) stam hele werkwoord
4) kijk naar laatste letter van de stam
5) in 't (x) kofschip?
ja + te of ten
nee +de of den
sterke werkwoorden
ook wel klankveranderende werkwoorden
veranderen van klank in verleden tijd
moet je weten of gehoord hebben
1) Is het werkwoord sterk of zwak?
2) Sterk klankveranderend
3) Bijv.lopen=liepen
4)Je leert deze werkwoorden vanzelf
Stappenplan verleden tijd: sterke werkwoorden
Slide 10 - Tekstslide
Stappenplan verleden tijd: Zwakke werkwoorden
1) Maak stam van het hele werkwoord.
2) Kijk naar laatste letter van de stam.
3) In xtc koffieshop? Ja + te OF + ten.
4) In xtc koffieshop? Nee + de OF + den.
voorbeeld: worstelen
stam : worstel - eindigt op L
niet in xtc koffieshop- ik worstel- vt - worstelde(n)
voorbeeld: durven
stam : durv- eindigt op V
niet in xtc koffieshop - ik durf - vt - durfde (n)