Passé composé

Leerdoelen
(1) "Ik kan de passé composé van werkwoorden op -er goed vervoegen"
(2) "Ik kan de passé composé van de werkwoorden avoir, être en faire goed vervoegen"

1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Leerdoelen
(1) "Ik kan de passé composé van werkwoorden op -er goed vervoegen"
(2) "Ik kan de passé composé van de werkwoorden avoir, être en faire goed vervoegen"

Slide 1 - Tekstslide

Welke zin staat in de passé composé?
A
Je vais écouter de la musique.
B
J'ai regardé la télé.
C
J'adore les frites.
D
Je veux manger une glace.

Slide 2 - Quizvraag

Wat betekent de zin "J'ai regardé la télé"?

Slide 3 - Open vraag

Wat is de passé composé-vorm van het werkwoord "changer"?
A
change
B
changes
C
changez
D
changé

Slide 4 - Quizvraag

Welk werkwoord heb je ALTIJD nodig bij het maken van een passé composé?
A
être
B
faire
C
avoir
D
aller

Slide 5 - Quizvraag

Avoir - Être - Faire
AVOIR
ÊTRE
FAIRE
J'ai eu
J'ai été
J'ai fait
Tu as eu
Tu as été
Tu as fait
Il/Elle/On a eu
Il/Elle/On a été
Il/Elle/On a fait
Nous avons eu
Nous avons été
Nous avons fait
Vous avez eu
Vous avez été
Vous avez fait
Ils/Elles ont eu
Ils/Elles ont été
Ils/Elles ont fait

Slide 6 - Tekstslide

Avoir
avoir = hebben          eu = gehad
(eu is namelijk de passé composé-vorm van avoir)

Tu as eu = Jij hebt gehad
Vous avez eu = Jullie hebben gehad / U heeft gehad
Etc.

Slide 7 - Tekstslide

Être
être = zijn         été = geweest 
(été is namelijk de passé composé-vorm van être)

J'ai été = Ik ben geweest
Nous avons été = Wij zijn geweest
Etc.

Slide 8 - Tekstslide

Faire
faire = doen/maken         fait = gemaakt/gedaan
(fait is namelijk de passé composé-vorm van faire)

Il a fait = Hij heeft gemaakt/gedaan
Elles ont fait du foot = Zij hebben gevoetbald  (want: het hele werkwoord is faire du foot)
Etc.

Slide 9 - Tekstslide

Witte route (klassikaal)

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Exemple
Ik heb gekeken = ?
Gekeken komt van kijken.
Kijken = regarder > regardé (= gekeken)
Ik heb = J'ai
J'ai regardé

Slide 12 - Tekstslide

Wat is de passé composé-vorm van "chercher"?

Slide 13 - Open vraag

Jij hebt gezongen = ?
(Zingen = chanter)

Slide 14 - Open vraag

Avoir
avoir = hebben    >      eu = gehad


Tu as eu = Jij hebt gehad
Vous avez eu = Jullie hebben gehad / U heeft gehad
Etc.

Slide 15 - Tekstslide

Wij hebben gehad =
A
Nous avons avoiré
B
Nous avons eu

Slide 16 - Quizvraag

Ik heb gehad = ?

Slide 17 - Open vraag

Cahier des verbes
Noteer op pagina 1 de passé composé van het werkwoord avoir.
timer
1:00

Slide 18 - Tekstslide

Être
être = zijn         été = geweest 

J'ai été = Ik ben geweest
Nous avons été = Wij zijn geweest
Etc.

Slide 19 - Tekstslide

Jij bent geweest = ?
A
Tu as été
B
Tu es été
C
Tu as êtré
D
Tu es êtré

Slide 20 - Quizvraag

Isabelle is leraar geweest = ?

Slide 21 - Open vraag

Cahier des verbes
Noteer op pagina 1 de passé composé van het werkwoord être.
timer
1:00

Slide 22 - Tekstslide

Faire
faire = doen/maken         fait = gemaakt/gedaan


Il a fait = Hij heeft gemaakt/gedaan
Elles ont fait du foot = Zij hebben gevoetbald  (want: het hele werkwoord is faire du foot)
Etc.

Slide 23 - Tekstslide

U heeft getennist = ?
A
Vous avez fairé du tennis.
B
Vous avez tennissé.
C
Vous avez fait du tennis.
D
Vous êtes fait du tennis.

Slide 24 - Quizvraag

Zij heeft een tafel (une table) gemaakt = ?

Slide 25 - Open vraag

Cahier des verbes
Noteer op pagina 2 de passé composé van het werkwoord faire.
timer
1:00

Slide 26 - Tekstslide

Au travail!
1. Maak opdracht 17abcd.
2. Maak opdracht 18.
3. Maak de Kwizl HAVO2 Chapitre 1 - Passé composé (bron D)

Slide 27 - Tekstslide

Ik kan de passé composé van werkwoorden op -er toepassen.
A
Ja
B
Nee

Slide 28 - Quizvraag

Ik kan de passé composé van avoir, être en faire toepassen.
A
Ja
B
Nee

Slide 29 - Quizvraag