NU Ned 1F 2F Deel B Schrijven H1 1.3 Instructie

Instructie
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Instructie

Slide 1 - Tekstslide

Hoofdstuk 1
Korte teksten schrijven

Slide 2 - Tekstslide

Paragraaf
1.3 Instructie

Slide 3 - Tekstslide

Onderwerp
Een instructie schrijven

Slide 4 - Tekstslide

Leerdoel
- Je kunt een instructie schrijven

Slide 5 - Tekstslide

Een instructie schrijven

Slide 6 - Tekstslide

instructie
In een instructie leg je uit hoe iets werk of hoe je iets moet doen.
Een instructie moet duidelijk zijn voor de lezer. 
Vraag je daarom steeds af wat jouw leespubliek wel/niet weet. 

Slide 7 - Tekstslide

instructie schrijven
- Geef de instructie een duidelijke titel. Gebruik hiervoor het onderwerp van de instructie
- Geef de uitleg in stappen. Begin elke stap als dat kan met een werkwoord (doe-woord)

Slide 8 - Tekstslide

instructie schrijven
- Beschrijf bij elke stap het resultaat, zodat de lezer kan controleren of hij het goed doet.
- Gebruik opsommingstekens, zoals nummers of dots (bolletjes) om de volgorde van de stappen duidelijk te maken. 


Slide 9 - Tekstslide

instructie schrijven
- Gebruik signaalwoorden, zoals eerst, dan, daarna, vervolgens en ten slotte om duidelijk een volgorde te geven.
- Gebruik afbeeldingen als de instructie er duidelijker van wordt. 


Slide 10 - Tekstslide

samengevat
- onderwerp
- uitleg opgesomd in stappen
- elke stap begint met een werkwoord
- signaalwoorden voor een volgorde
- het resultaat

Slide 11 - Tekstslide

duidelijk?
Is de schrijver van deze instructie duidelijk?
Je zou de instructie in een oogopslag moeten kunnen begrijpen. Dan heb je te maken met een goede instructie!

Slide 12 - Tekstslide

Wat is het tekstdoel van een gebruiksaanwijzing voor een Ikea- kast?
A
Instructie geven
B
informeren
C
overhalen

Slide 13 - Quizvraag

Wat is het tekstdoel van een advertentie voor een Ikea-kast?
A
Instructie geven
B
informeren
C
overhalen

Slide 14 - Quizvraag


A
amuseren
B
activeren
C
instructie geven
D
informeren

Slide 15 - Quizvraag

Met het tekstdoel instructie geven, wil de schrijver:
A
De lezer vermaken.
B
Dat de lezer iets doet.
C
De lezer informatie geven.
D
Uitleggen aan de lezer hoe hij iets moet doen.

Slide 16 - Quizvraag

wat hoort niet bij instructie geven
A
een geschreven handleiding
B
onderdeel van een werkinstructie
C
ontwikkelen van gewenst gedrag
D
computer of cd/ dvd, digitaal

Slide 17 - Quizvraag

Lees dit plaatje.
Wat is het doel van
de schrijver?
A
overtuigen
B
overhalen
C
informeren
D
instructie geven

Slide 18 - Quizvraag

Wat is het tekstdoel van het gele bord?
A
informeren
B
overtuigen
C
instructie geven
D
activeren

Slide 19 - Quizvraag

Wat is een kenmerk van een instruerende tekst?
A
je geeft je mening
B
je probeert de lezer te overtuigen van jouw standpunt
C
je legt stapsgewijs iets uit aan de lezer
D
je neemt een standpunt in

Slide 20 - Quizvraag

Wat hoort niet bij het schrijven van een instructie?
A
signaalwoorden gebruiken die een volgorde aanduiden
B
uitleg in stappen geven
C
goede zelfstandig naamwoorden gebruiken
D
doe-woorden gebruiken

Slide 21 - Quizvraag

Leren voor het instellingsexamen
- Je kunt een instructie schrijven

Slide 22 - Tekstslide