H1. par. 1 Koning en parlement les 1 en 2

Welkom!
Wat is er anders dit jaar?
- 2 vaste lessen per week en 1 daltonuur
- Cijfers
- Digitaal boek van Memo: code 383777
- Lessen via Lessonup: code ospyl

PTA:

- 1 afsluitende PTA-toets in periode 1, 2 en 3
- 1 zelfstandig uit te voeren onderzoek ter afsluiting in periode 3
- Oefenen in Historische Vaardigheden en Toetsvaardigheden. 
 
Wat verwacht ik van jullie?

- Jullie nemen altijd een schrift en een pen mee naar de les
- Jullie doen ook iets met dat schrift en die pen: aantekeningen maken
- Jullie houden jullie werk bij; we bespreken de (huiswerk) opdrachten in de les

Wat kunnen jullie van mij verwachten?
- Ik ben er voor jullie, en wil jullie altijd helpen!
- We werken samen naar het eindexamen toe
- MAAR; het is jullie examen > jullie moeten het doen!

1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 4

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Welkom!
Wat is er anders dit jaar?
- 2 vaste lessen per week en 1 daltonuur
- Cijfers
- Digitaal boek van Memo: code 383777
- Lessen via Lessonup: code ospyl

PTA:

- 1 afsluitende PTA-toets in periode 1, 2 en 3
- 1 zelfstandig uit te voeren onderzoek ter afsluiting in periode 3
- Oefenen in Historische Vaardigheden en Toetsvaardigheden. 
 
Wat verwacht ik van jullie?

- Jullie nemen altijd een schrift en een pen mee naar de les
- Jullie doen ook iets met dat schrift en die pen: aantekeningen maken
- Jullie houden jullie werk bij; we bespreken de (huiswerk) opdrachten in de les

Wat kunnen jullie van mij verwachten?
- Ik ben er voor jullie, en wil jullie altijd helpen!
- We werken samen naar het eindexamen toe
- MAAR; het is jullie examen > jullie moeten het doen!

Slide 1 - Tekstslide

Het eindexamen
Het CE gaat over de volgende onderwerpen:
- Staatsinrichting van Nederland
 - Historisch overzicht vanaf 1900. 
Je moet de belangrijke zaken weten over de geschiedenis van 1900 tot nu!
Het PTA bestaat uit de volgende onderwerpen:
- Staatsinrichting NL/Industrialisatie NL/Sociale zekerheid
- De Eerste Wereldoorlog/interbellum
- De Tweede Wereldoorlog/Koloniale relatie NL en Indonesië
- Koude Oorlog/Nieuwe wereld

Slide 2 - Tekstslide

H1 Democratisering van Nederland
Staatsinrichting is de wijze waarop de staat, 
zijn regering en zijn bestuur zijn ingericht. 

Les 1 periode 4.1
Par. 1 Koning en parlement

Slide 3 - Tekstslide

1.1 De machtsverhouding tussen koning en parlement voor 1848
  • In 1813 werd Nederland een monarchie. ​
  • Met Willem I als koning.
  • Vóór 1813 was Ned. een republiek.​
  • In 1815 Nederland, België en Luxemburg vormen samen het 'Verenigd Koninkrijk der Nederlanden'.

Slide 4 - Tekstslide

Constitutionele monarchie
  • Nederland wordt een constitutionele monarchie: 
  • Dat is een koninkrijk met een grondwet.
  • De nieuwe grondwet geeft de koning veel macht.​

Slide 5 - Tekstslide

Grondwet 1815 > koning veel macht
  • Ministers waren dienaren van de koning: hij kon ze benoemen & ontslaan.

  • Koning keurde voorstellen goed of af: parlement had weinig te zeggen.​

  • Eerste Kamer werd benoemd door de koning (vrienden)​.

  • Tweede Kamer werd benoemd door bestuurders van de provincie (Provinciale Staten).


Slide 6 - Tekstslide

Het parlement
  • De Staten-Generaal is het Parlement van Nederland

  • Sinds de grondwet van 1815 bestaat het Parlement uit de Eerste en de Tweede Kamer.

  • Het Parlement is de volksvertegenwoordiging maar is in 1815 dus nog niet gekozen door het volk


Slide 7 - Tekstslide

België
  • In 1830 kwamen de Belgen in opstand 
  • In 1839 werd België zelfstandig. ​



Slide 8 - Tekstslide

Gevolgen België onafhankelijk
  • Jarenlang liet Willem I een leger langs de landsgrens paraat staan: kostte erg veel geld en Nederland dreigde failliet te gaan.
  • Sommige parlementsleden wilden een grondwetswijziging waardoor de koning minder macht zou krijgen en het parlement meer macht.
  • Willem I weigerde: spanningen tussen koning en parlement.
  • In 1840 trad Willem I af en werd zijn zoon Willem II koning. 



Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Link

Waaruit blijkt dat koning Willem I erg veel macht had?
Willem I...
A
benoemde & ontsloeg de ministers
B
benoemde de leden van de Eerste Kamer
C
was de baas van het leger en ging over de geldzaken
D
alle antwoorden zijn juist

Slide 11 - Quizvraag

Onder Willem I was Nederland een...
A
absolute monarchie
B
een constitutionele monarchie
C
een republiek
D
een democratie

Slide 12 - Quizvraag

In welk jaar werd België zelfstandig?
A
1813
B
1815
C
1830
D
1839

Slide 13 - Quizvraag

1.2 De veranderingen in de grondwet van 1848​
  • In Europa braken er opstanden uit tegen de ​regeringen: bevolking eiste meer inspraak.
  • Willem II was bang dat de bevolking van Ned. ook in opstand zou komen.

Slide 14 - Tekstslide

De veranderingen in de grondwet van 1848​
  • Willem II wilde liever minder macht, dan helemaal geen macht meer.​
  • Hij liet daarom door Thorbecke een nieuwe grondwet maken.
  • Thorbecke was een liberaal.
  • ​Parlement moest meer te zeggen krijgen.​

Slide 15 - Tekstslide

Liberalen
  • Liberalen komen op voor de vrijheid van burgers.​
  • Zo min mogelijk overheidsbemoeienis, vooral niet op economisch gebied. ​
  • Dus géén regels voor werktijden/lonen/etc.​
  • Wel zorgen voor ziekenhuizen/veiligheid.​





Slide 16 - Tekstslide

Grondwet 1848
  • Dezelfde grondrechten voor iedereen.​
  • Koning was onschendbaar, de ministers zijn verantwoordelijk.​
  • Parlement kon de ministers/regering ter verantwoording roepen. 
( = ministeriele verantwoordelijkheid)​
  • Elke 4 jaar rechtstreekse verkiezingen (censuskiesrecht) voor de Tweede Kamer.​
  • De Eerste Kamer werd indirect gekozen door Provinciale Staten.​
  • De koning verloor bijna al zijn macht...




Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Video

Onder Willem II kwam de volgende grondwet tot stand:
A
1917
B
1848
C
1813
D
1887

Slide 19 - Quizvraag

Waarom liet Willem II een nieuwe grondwet maken?

Slide 20 - Open vraag

Door de grondwet van 1848 wordt Nederland nog geen volwaardige democratie omdat
A
alleen mensen met voldoende bezit mogen stemmen
B
alleen mensen die liberaal zijn mogen stemmen
C
alleen de koning bepaalde wie mocht stemmen
D
alleen mensen die in het parlement zaten mochten stemmen

Slide 21 - Quizvraag

Wat stond dus NIET in de grondwet van 1848?
A
Ministeriële verantwoordelijkheid
B
Koninklijke onschendbaarheid
C
Vrijheid van meningsuiting
D
Algemeen kiesrecht

Slide 22 - Quizvraag

Wat is een vernieuwing uit de grondwet van 1848?
A
Ministeriële verantwoordelijkheid
B
Grondrechten
C
Parlement krijgt meer macht
D
Alle antwoorden zijn juist.

Slide 23 - Quizvraag

Slide 24 - Tekstslide

In 1848 kwam er censuskiesrecht in Nederland. Wat hield dit in?
A
Iedereen mocht stemmen
B
Alleen mannen mochten stemmen
C
Alleen rijke mannen mochten stemmen
D
Alleen mannen die konden lezen & schrijven mochten stemmen.

Slide 25 - Quizvraag

Les 3 week 2:
Het parlement wordt echt de baas in Nederland​
  • Door de grondwet van 1848 werd Nederland een parlementaire democratie: burgers kiezen het parlement.
  • De regering wordt gecontroleerd door het parlement.​
  • De regering bestaat uit de koning en de ministers.

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Koning Willem III
  • In 1849 wordt Willem III koning.
  • Willem III accepteerde de macht van het parlement niet tot...

Slide 28 - Tekstslide

De Luxemburgse kwestie
  • Willem III wilde, zonder toestemming van ​het parlement, Luxemburg verkopen.​
  • Koning is vanaf 1848 onschendbaar
  • Het parlement moet dus de ministers (het kabinet) aanspreken op het handelen van de koning.​
  • Het parlement keurt de begroting af, de koning kan Luxemburg niet verkopen.
  • Het parlement verklaart dat het geen vertrouwen meer heeft in het kabinet: 
               Ministers moesten opstappen! 



Slide 29 - Tekstslide

De Luxemburgse kwestie
  • Ministers weigerden echter op te stappen......en ze werden gesteund door Willem III
  • Willem III stuurde het parlement naar huis.​....
  • Nieuwe verkiezingen en een nieuw parlement: ook het nieuwe parlement is tegen de verkoopplannen.
  • Ministers stapten nu wel op. 
  • Willem III moest accepteren dat het parlement echt de baas was in Nederland.



Slide 30 - Tekstslide

Door welke gebeurtenis werd duidelijk dat het parlement de macht had?

Slide 31 - Open vraag

Wat weet jij nog over de Luxemburgse kwestie?

Slide 32 - Open vraag

Examentip
Gebruik geen woorden als IEDEREEN, ALLE, ALLEMAAL, NOOIT, of ALLES.


B.v.: “Iedereen houdt van vakantie”. Deze omschrijving is niet goed! Heel veel mensen houden van vakantie maar er is ook een kleine groep mensen die vakanties haat!





Slide 33 - Tekstslide

Examentip
Gebruik geen begrippen als GOED, SLECHT of TOEN. Leg uit wat er GOED is, wat SLECHT is, wanneer TOEN was.
Dit is een fout antwoord: “Ze vonden dat het allemaal goed was”! 
Wie zijn “ze”, wat is “dat”, wat is “het” wat is dat goede, en het woord “allemaal” zal waarschijnlijk ook niet kloppen.




Slide 34 - Tekstslide

Gebruik de tip!
Bedenk wat de mening van Willem III was over de grondwet van 1848. Geef een argument wat je antwoord ondersteund.

Slide 35 - Open vraag

Slide 36 - Tekstslide

De politieke stroming waartoe Thorbecke behoort is …

Slide 37 - Open vraag

De opvatting over de rol van de overheid bij deze politieke stroming is

Slide 38 - Open vraag