Les 6 - waarom woordenschat belangrijk is

Les 6 - waarom woordenschat belangrijk is
p. 81
1 / 40
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsSecundair onderwijs

In deze les zitten 40 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Les 6 - waarom woordenschat belangrijk is
p. 81

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

pg.81

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

In duo
Werk per twee: 
- Eén leerling leest het raadsel voor op pg.81
- De andere leerling beantwoordt de vragen zo snel mogelijk, zonder er bij na te denken. 
  • Waarom antwoord je dat een koe melk drinkt? 

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Beantwoord de vragen zonder lang na te denken.

  • Er staan drie witte koelkasten, wat is de kleur van de eerste koelkast?
  • En de tweede?
  • En de derde?
  • En wat drink een koe?

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

pg.81

Slide 5 - Tekstslide

Ons mentale lexicon maakt deel uit van onze kennis van het taalsysteem. Deze kennis gebruiken we grotendeels onbewust. Pas als we ons verspreken of niet op een woord kunnen komen, worden we ons ervan bewust hoe geautomatiseerd het proces van spreken en woorden oproepen verloopt. 

Bij het produceren en verwerken van taal spelen verbindingen tussen verschillende woorden een belangrijke rol (mentale lexicon). Woorden zijn met elkaar verbonden in het mentale lexicon wanneer ze verwant zijn in vorm, betekenis en/of gebruik. Door deze verbindingen worden verwante woorden mee geactiveerd wanneer je met een woord geconfronteerd wordt. 
Associaties 
Jullie krijgen 5 post-its. De bedoeling is om per post-it de eerste drie woorden die in je opkomen bij de volgende woorden te schrijven. Doe dit zo snel mogelijk:
  1. vogel
  2. rood
  3. mooi
  4. baby
  5. geloof 

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Associaties 
Hang de post-its bij de woorden op bord. Bespreek:
  • Zijn er opvallende verschillen en gelijkenissen?
  • Kan je die verklaren door leeftijd, geslacht of culturele achtergrond? 

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Associaties opzoeken
Zoek een woord op op www.synoniemen.net en kies voor grafische weergave

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 10 - Link

Deze slide heeft geen instructies

Vul aan! 
Nieuwe woorden - nieuwe associaties

Symmetrische associatie
melk --- koe
Asymmetrische associatie
appel -- rood

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vul aan! 
Psycholinguïstiek
Studie hoe mensen taal leren, begrijpen en produceren vanuit een psychologisch en neurologisch perspectief.

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

pg.82
timer
5:00

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

pg.82

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

pg.82
timer
5:00

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Nieuwe woorden
Er ontstaan voortdurend nieuwe woorden (neologismen). Wat betekenen deze woorden? Hoe kan je hun betekenis achterhalen? 

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


A
Overal in de natuur worden pannenkoekenhuizen gezet
B
De tussen-n in de Nederlandse spelling komt steeds vaker voor.

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


A
Wanneer je bijna klaar bent met een boek uit te lezen.
B
Het verdrietige gevoel dat je krijgt wanneer je een boek uit hebt gelezen.

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


A
Iemand eerst negeren en nadien aan zichzelf laten twijfelen.
B
een Halloweenoptocht organiseren.

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


A
Iemand die mensen ontmoedigt om bepaalde producten te kopen.
B
de influencer met de meeste volgers.

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


A
Wanneer je naar een bepaald product op zoek bent in de supermarkt.
B
een rondleiding in de supermakt over betaalbare boodschappen.

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


A
Wanneer je veel berichtjes stuurt met iemand die niet je partner is.
B
Wanneer je datingapps gebruikt om vreemd te gaan.

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


A
een stapel ongelezen boeken waarvoor iemand beschaamd is.
B
Op herhaalde momenten beschaamd zijn over hetzelfde.

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


A
een gelddonatie voor kunstenaars.
B
een kort bezoekje aan een museum of theater.

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe kan je de betekenis van nieuwe woorden achterhalen?

Slide 25 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

pg.82

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

pg.83

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Eerste hulp bij nieuwe woorden
STAP 1:
Is het woord belangrijk? Heb ik het nodig om de zin/tekst te begrijpen?
STAP 2 :
Lijkt het woord op een gelijkaardig woord uit het Nederlands of een andere taal?
STAP 3:
Vind ik informatie over het woord in de tekst?
STAP 4:
Ken ik een deel van het woord?
STAP 5:
Kan ik hulp vragen aan iemand of kan ik het woord opzoeken?

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

analogie
Stap 2: lijkt het woord op een gelijkaardig woord in het Nederlands?
= Je herkent in het woord een ander woord dat je wel kent. Dit kan je met andere Nederlandse woorden doen, maar je kan ook andere talen gebruiken.


Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

importeren = goederen komen binnen, exporteren = ... ?

Slide 30 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

leenwoorden
Stap 2: lijkt het woord op een woord in een andere taal?
Je herkent in het woord een woord dat je wel kent uit een andere taal.  



Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat betekent het woord 'amoureus' en op welk woord uit een andere taal lijkt dit?

Slide 32 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

context
Stap 4: Vind ik informatie over het woord in de tekst?
achterhaal de betekenis op basis van de context: lees de zinnen ervoor en erna, bekijk afbeeldingen... Misschien kan je de betekenis afleiden uit andere informatie die je krijgt.




Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

“Sophie Wooward is een sociologe: voor haar job onderzoekt ze onze samenleving en alles wat daar mee te maken heeft.”

Wat is een socioloog?

Slide 34 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

woordopbouw
Stap 5: Ken ik een deel van het woord?
Je kan het woord opdelen in delen die je misschien wel kent. Dit kan vaak met samenstellingen of afleidingen en woorden die een voorvoegsel hebben. Als je een deel van het woord kent, is het mogelijk om de betekenis af te leiden. 

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat betekent anti-transparant?

Slide 36 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

hulpbronnen
Stap 6: Kan ik hulp vragen aan iemand of kan ik het woord opzoeken?
Vraag het aan een medeleerling of leerkracht
Zoek het woord op in een online woordenboek:
  • www.encyclo.nl
  • www.vandale.be
  • www.woorden.org 
  • www.mijnwoordenboek.nl 

Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Nieuwe woorden
pg.83

Slide 38 - Tekstslide

Tip: laat de leerlingen hun bronnen van de mini GIP meenemen. Geef ze wat meer tijd om een lijst te maken van relevante woorden in hun onderzoekje. 
Leesoefening: woorden uit bron halen
Voor deze opdracht gebruik je één van de bronnen van de mini-gip waar je aan werkt tijdens atelier. Je krijgt een taak waarop je een woordenlijst zal aanleggen. 
  • Kies 8 nieuwe woorden uit je bron
  • Schrijf het woord op
  • Noteer het nummer (de stap) van de woordstrategie die je gebruikt hebt. Varieer! Gebruik dus niet telkens dezelfde strategie. 
  • Schrijf de betekenis kort op in je eigen woorden.
  • Gebruik twee nieuwe woorden in een zelf geschreven zin. 

Slide 39 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

30 seconden spelregels
Groepjes van 3
  • Neem om beurten een kaartje van de stapel. Hierop staan 3 woorden. 
  • Omschrijf de 3 woorden aan je team. 
  • Een teamgenoot timet intussen 30 seconden.
  • Je mag het woord niet gedeeltelijk uitspreken of vertalen.
  • Hebben je teamgenoten alle 5 woorden binnen de 30 seconden? Dan krijg je een punt.





timer
1:00

Slide 40 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies