* Samenhangend = met logische verbanden
* Aansluiten bij = passen bij
* forenzen = iemand die in een andere plaats werkt dan dat hij woont.
* Gehanteerd = met iets omgaan
* volledig = compleet, helemaal
* doet niet onder voor = is niet minder goed
* formulering = prettig leesbaar, met een goede grammatica
* profiteren = ergens voordeel uithalen
* Geheel = alles bij elkaar
* Actieradius = afstand die je kunt afleggen (voor je moet opladen of bijtanken)