les1: herhaling
1 / 15
Lesduur is: 5 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Sleep het juiste Duitse persoonlijk voornaamwoord naar het
Nederlandse persoonlijk voornaamwoord in de 1e naamval
timer
2:00
ik
jij
hij
zij e.v.
wij
jullie
het
u
zij
ich
ihr
er
es
wir
du
sie e.v
Sie
sie
Slide 2 - Sleepvraag
het werkwoord haben
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
habe
hast
hat
haben
habt
haben
Slide 3 - Sleepvraag
Slide 4 - Tekstslide
sie (ev)
A
sind
B
ist
C
sein
D
hast
Slide 5 - Quizvraag
Wat is de juiste vorm van sein?
Sie
Sie
A
seint
B
sein
C
sind
D
sint
Slide 6 - Quizvraag
ihr
A
sind
B
seid
C
sein
D
sindet
Slide 7 - Quizvraag
du
A
bist
B
seid
C
ist
D
sied
Slide 8 - Quizvraag
Wir ............. 15 Jahre alt.
A
bin
B
sein
C
seid
D
sind
Slide 9 - Quizvraag
Ich ... 20 Jahre alt
A
ist
B
bin
C
sind
D
seid
Slide 10 - Quizvraag
Ik woon
A
Ich wohnen
B
Ich wohnst
C
Ich wohne
D
Ich wohnt
Slide 11 - Quizvraag
Max . . . seiner Freundin Ohrringe.
[schenken]
[schenken]
Slide 12 - Open vraag
Wie oft . . . du deine Verwandten?
[besuchen]
[besuchen]
Slide 13 - Open vraag
en nu 'jij danst'?
tanzen (= dansen)
tanzen (= dansen)
A
du tanzest
B
du tanzst
C
du tanzt
