Europa (memo H3.6)

Wie beslist?

paragraaf 3.6 Europa
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Wie beslist?

paragraaf 3.6 Europa

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoel
Aan het eind van deze paragraaf:
Kan ik uitleggen wat de Europese Unie is en wat ik daar zelf van merk.

Slide 2 - Tekstslide

"Hier heeft de coalitie en meerderheid en wordt voor het eerst gestemd voor een nieuw wet"
A
Eerste kamer
B
Staten Generaal
C
Tweede kamer
D
Provinciale Staten

Slide 3 - Quizvraag

Hoeveel zetels zijn er in de Eerste Kamer?
A
175
B
150
C
200
D
100

Slide 4 - Quizvraag

Wat is het verschil tussen een belangenverenging?

Slide 5 - Open vraag


Onschendbaarheid betekent:
A
Ministers kunnen niet vervolgd worden
B
Koning is niet verantwoordelijk voor politiek
C
Koning mag niets zeggen
D
Ministers zijn verantwoordelijk voor de koning

Slide 6 - Quizvraag


Wat willen de Liberalen?
A
Zo min mogelijk bemoeienis van de overheid
B
Meer invloed van de kerk
C
Algemeen Kiesrecht
D
Meer invloed van de koning

Slide 7 - Quizvraag

Op welke manieren merk jij dagelijks iets van Europese Unie?

Slide 8 - Woordweb

Slide 9 - Video

De Euopese Unie groeit
EGKS (1951) ND, BL, LUX, (W)D, IT, FR
Alleen over de grondstoffen kolen en staal.
EEG (1958)
Landbouw, transport, handel en er kwam een bestuur.
EU (1993)
Buitenlandse zaken en veiligheid en de geldunie.

Slide 10 - Tekstslide

Het Bestuur van Europa
Het Europese parlement, gekozen door de inwoners van de lidstaten, aantal zetels afhankelijk van de hoeveelheid inwoners. 

De Europese commissie, 28 leden een voor iedere lidstaat van de EU.

De raad van ministers, de minister van een bepaald onderwerp zoals landbouw

Slide 11 - Tekstslide

Wat merk je van de EU
Europese munten
Vrij verkeer van goederen diensten en mensen
Brexit

Slide 12 - Tekstslide

Wat is de juiste volgorde?
A
EGKS, EEG, EU
B
Niet waar, de politiek betaalt de media
C
Wel waar, de media mag alleen uitzenden wat de politiek wil
D
Wel waar, de media moet tijd besteden aan de politiek

Slide 13 - Quizvraag

Wat is het risico van de Brexit?
A
Feministen
B
Socialisten
C
Confessionelen
D
Liberalen

Slide 14 - Quizvraag

Welke politieke partijen zijn socialistisch van oorsprong?
A
PvdD, PVV, FvD, 50+
B
CDA, SGP, CU
C
PvdA, SP, GL
D
PVV, VVD, D66

Slide 15 - Quizvraag

Begrippen uit deze les
Liberalen
Confessionele
Socialisten
One-issue/populisten
Actiegroep
Belangenvereniging
Politieke-jongerenorganisatie
De rol van de media

Slide 16 - Tekstslide

Jaartallen uit deze les
nvt

Slide 17 - Tekstslide

Personen uit deze les
nvt

Slide 18 - Tekstslide

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd

Slide 19 - Open vraag

Stel 1 vraag over iets dat je deze les nog niet zo goed hebt begrepen

Slide 20 - Open vraag