2.4/2.5 Weet je het nog + TT/VT

Vak: Nederlands
Hoofdstuk: 2
1.
Lesopening
2.
Leergebiedoverstijgende doelen + arrangementen
3.
Lesdoel (+ minicheck)
4. 
Instructie
5.
Begeleid inoefenen
6. 
Zelfstandig werken
7.
Evaluatie
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Vak: Nederlands
Hoofdstuk: 2
1.
Lesopening
2.
Leergebiedoverstijgende doelen + arrangementen
3.
Lesdoel (+ minicheck)
4. 
Instructie
5.
Begeleid inoefenen
6. 
Zelfstandig werken
7.
Evaluatie

Slide 1 - Tekstslide

1. Lesopening
Neem het boek en schrift van Nederlands voor je.

Slide 2 - Tekstslide

2. Leergebiedoverstijgende doelen
Zelfstandig leren
- Werkt volgens de gestelde eisen, die aan de opdrachten worden gesteld. 



Slide 3 - Tekstslide

Arrangementen
- Verdiept: kijk of je zelfstandig aan de slag kunt of dat je mee wil doen aan de instructie na het benoemen van de lesdoelen en het lezen van de theorie. 
Niemand

- Basis: doe mee aan de mini-check. Alles goed? Zelfstandig aan de slag. Niet alles goed? Instructie volgen, daarna aan de slag. 
Gijs, Abdimalik, Liz, Noah, Luca, Justin, Chill. 

- Intensief: doe mee aan de mini-check. Instructie volgen, kom aan de groepstafel zitten. 
Senn, Lars, Sem en Joey

Slide 4 - Tekstslide

3. Lesdoel
Aan het einde van de les kun je:
- benoemen wat werkwoorden zijn. 
- werkwoorden in een zin vinden. 
- benoemen of een zin in de tegenwoordige tijd (TT) OF          
   verleden tijd (VT) staat. 

Slide 5 - Tekstslide

Verdiept arrangement:
Niemand 

Huiswerk noteren + maken:
Les: 2.4/2.5
blz.:  60 t/m 62
opdr.: 9 t/m 11

Slide 6 - Tekstslide

Minicheck
Quiz mee!


Slide 7 - Tekstslide


Hoeveel werkwoorden staan er in deze zin?
Marieke heeft een granaat gevonden in de speeltuin.
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 8 - Quizvraag

Welke van de volgende woorden is een werkwoord?
A
enorm
B
jullie
C
nemen
D
school

Slide 9 - Quizvraag

In welke tijd staat onderstaande zin?
Mike rende naar de supermarkt.
A
Tegenwoordige tijd
B
Verleden tijd

Slide 10 - Quizvraag

Wie maakt wat:
3 vragen goed? Ga zelfstandig aan de slag;
Les 2.4/2.5, blz. 60 t/m 62, opdr. 9 t/m 11

De rest doet mee met de instructie!

Slide 11 - Tekstslide

4. Instructie
- Wat zijn werkwoorden?

Werkwoorden zijn dingen die je kunt doen. 
Dus; DOE-woorden.

Let op!: ook (vormen van) worden, hebben, zijn --> werkwoorden!

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Video

Noteer het werkwoord:
Hij eet het liefst vanille-ijs.

Slide 14 - Open vraag

Noteer het werkwoord:
Vind jij dit een leuk vak?

Slide 15 - Open vraag

TT: Tegenwoordige tijd
NU

Slide 16 - Tekstslide

T
VT : Verleden Tijd
TOEN

Slide 17 - Tekstslide

Ik fietste naar de supermarkt.
A
TT
B
VT

Slide 18 - Quizvraag

Ik schrok van de knal.
A
TT
B
VT

Slide 19 - Quizvraag

Iedereen zit op zijn eigen plek.
A
TT
B
VT

Slide 20 - Quizvraag

5. Begeleid inoefenen
Wie kan zelfstandig aan de slag (Gijs, Abdimalik, Liz, Noah, Luca, Justin, Chill. )?
Lees en maak les 2.4/2.5, opdr. 9 t/m 11. 

Wie heeft nog extra instructie/leeshulp nodig (Senn, Sem, Lars en Justin)? kom aan de instructietafel zitten. 
Dan gaan we samen aan de slag. 

Slide 21 - Tekstslide

6. Zelfstandig werken
Je leest en maakt zelfstandig, in stilte:
V: Les 2.4/2.5, blz. 60 t/m 62, opdr. 9 t/m 11 --> niemand 
B: Les 2.4/2.5, blz. 60 t/m 62, opdr. 9 t/m 11  --> Gijs, Abdimalik, Liz, Noah, Luca, Justin, Chill
I: Les 2.4/2.5, blz. 60 t/m 62, opdr. 9 t/m 11 --> Senn, Sem, Lars en Justin

Ben je klaar?
1. Kijk je werk zorgvuldig na + verbeter waar nodig. 
2. Huiswerk ander vak afmaken. 
3. Leren toets / lezen / woordzoeker.
timer
30:00

Slide 22 - Tekstslide

7. Evaluatie
- Zelfstandig leren; werkt volgens de gestelde eisen, die aan de opdrachten worden gesteld.
 
Evaluatie lesdoelen --> Quiz mee! 




Slide 23 - Tekstslide

De les Nederlands was heel erg leuk.
A
TT
B
VT

Slide 24 - Quizvraag

Ik begrijp het verschil tussen de TT en VT goed.
A
TT
B
VT

Slide 25 - Quizvraag

Alle leerlingen zitten in het lokaal (TT).
Alle leerlingen ............. in het lokaal (VT).
Vul het juiste woord in.

Slide 26 - Open vraag

Ik weet het verschil tussen VT en TT
010

Slide 27 - Poll

Afsluiting
Ruim je boek en schrift van NE op.

Volgende lesuur: ....................

Slide 28 - Tekstslide

7. Evaluatie
Hoe ging de les?
Lukt het je om vragen die woorden gesteld uit een tekst te halen?
Heb je nog ergens hulp bij nodig?

Slide 29 - Tekstslide