In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
Taalkundig ontleden
Slide 1 - Tekstslide
5. Taalkundig ontleden
Slide 2 - Tekstslide
Wat zijn woordsoorten?
Taalkundig ontleden
Slide 3 - Tekstslide
5. Taalkundig ontleden
Slide 4 - Tekstslide
5. Taalkundig ontleden
Slide 5 - Tekstslide
5. Taalkundig ontleden
Slide 6 - Tekstslide
Taalkundig ontleden
Voorzetsels
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Video
Kijk naar de volgende zin. Welke woorden horen bij de onderstaande woordsoorten? Je moet sommige woordsoorten vaker gebruiken en niet alle woordsoorten hoef je te gebruiken.
Zelfstandig naamwoord
Bijvoeglijk naamwoord
lidwoord
werkwoord
De
kabouter
zit
op
een
paddenstoel
grote
Slide 9 - Sleepvraag
Kijk naar de volgende zin. Welke woorden horen bij de onderstaande woordsoorten?
Je moet sommige woordsoorten vaker gebruiken en niet alle woordsoorten
hoef je te gebruiken.
Zelfstandig naamwoord
Bijvoeglijk naamwoord
lidwoord
werkwoord
Aan
het
water
zat
een
slaperige
visser.
Slide 10 - Sleepvraag
Sleep de woorden naar de juiste woordsoort.
werkwoord
zelfst. naamwoord
bijwoord
voorzetsel
voornaamwoord
Bijvoeglijk naamwoord
shirt
ik
gele ...
ergens
Morgen
waarschuwen
boeken
boven
jullie
achter
mooi
oprakelen
Jairo
Slide 11 - Sleepvraag
zelfstandignaamwoord
voorzetsel
bijvoeglijknaamwoord
Welke woordsoort is achter?
Welke woordsoort is groot?
Welke woordsoort is lamp?
Slide 12 - Sleepvraag
Kijk naar de volgende zin. Welke woorden horen bij de onderstaande woordsoorten?Je moet sommige woordsoorten vaker gebruiken en niet alle woordsoorten
hoef je te gebruiken.
Zelfstandig naamwoord
Bijvoeglijk naamwoord
lidwoord
werkwoord
Voorzetsel
Papa
wil
met
een
ouderwetse
trein
door
Duitsland
reizen.
Slide 13 - Sleepvraag
zelfstandignaamwoord
voorzetsel
bijvoeglijknaamwoord
Welke woordsoort is boven?
Welke woordsoort is klein?
Welke woordsoort is kaars?
Slide 14 - Sleepvraag
Sleep de kenmerken van de woordsoorten naar de juiste woordsoort.
Zelfstandig naamwoord
Bijvoeglijk naamwoord
Woord voor een mens, dier, plant, ding of gevoel.
Heeft meestal een enkelvoud en een meervoud.
Je kunt er vaak een verkleinwoord van maken.
Je kunt er meestal de, het of een voor zetten.
Een eigennaam is een vorm van deze woordsoort.
Deze woordsoort zegt iets over het ZN.
Deze woordsoort staat meestal vóór het ZN.
Deze woordsoort heeft een korte en een lange vorm.
Je kunt vaak de trappen van vergelijking erop toepassen.
Er bestaat ook een stoffelijke variant van deze woordsoort.
Slide 15 - Sleepvraag
Wat hoort er bij zinsontleding en wat bij woordsoorten?
lw
zww
pv
vz
wg
zinsontleding
woordsoorten
Slide 16 - Sleepvraag
Je gaat woordsoorten benoemen. Zet de woorden op de juiste plek in het tabel.
ww
lw
znw
bnw
vz
pers. vnw
bez. vnw
De
hond
rent
over
het
gras
in
mijn
tuin
nieuwe
Slide 17 - Sleepvraag
Kijk naar de volgende zin. Welke woorden horen bij de onderstaande woordsoorten?Je moet sommige woordsoorten vaker gebruiken en niet alle woordsoorten
hoef je te gebruiken.
Zelfstandig naamwoord
Bijvoeglijk naamwoord
lidwoord
werkwoord
Op
maandag
zit
Naomi
aan
de
kassa.
Slide 18 - Sleepvraag
Wat hoort er bij zinsontleding/ woordsoorten?
lidwoord
werkwoord
persoonsvorm
zelfstandig naamwoord
werkwoordelijk gezegde
Persoonlijk voornaamwoord
zinsontleding
woordsoorten benoemen
Slide 19 - Sleepvraag
Sleep de kenmerken van de woordsoorten naar de juiste woordsoort.
Zelfstandig naamwoord
Bijvoeglijk naamwoord
Woord voor een mens, dier, plant, ding of gevoel.
Heeft meestal een enkelvoud en een meervoud.
Je kunt er vaak een verkleinwoord van maken.
Je kunt er meestal 'de', 'het' of 'een' voor zetten.
Een eigennaam is een vorm van deze woordsoort.
Deze woordsoort zegt iets over het ZN.
Deze woordsoort staat meestal vóór het ZN.
Er bestaat ook een stoffelijke variant van deze woordsoort.
Slide 20 - Sleepvraag
Wat hoort er bij zinsontleding/ woordsoorten?
lidwoord
werkwoord
persoonsvorm
voorzetsel
werkwoordelijk gezegde
zinsontleding
woordsoorten benoemen
Slide 21 - Sleepvraag
Kijk naar de volgende zin. Welke woorden horen bij de onderstaande woordsoorten?Je moet sommige woordsoorten vaker gebruiken en niet alle woordsoorten
hoef je te gebruiken.
Zelfstandig naamwoord
Bijvoeglijk naamwoord
lidwoord
werkwoord
Voorzetsel
In
de
app
vroeg
Ruben
de
opdracht
van
het
wiskundehuiswerk.
Slide 22 - Sleepvraag
Kijk naar de volgende zin. Welke woorden horen bij de onderstaande woordsoorten? Je moet sommige woordsoorten vaker gebruiken en niet alle woordsoorten hoef je te gebruiken.
Zelfstandig naamwoord
Bijvoeglijk naamwoord
lidwoord
werkwoord
Voorzetsel
De
dj
draait
op
het
festival
Slide 23 - Sleepvraag
Kijk naar de volgende zin. Welke woorden horen bij de onderstaande woordsoorten? Je moet sommige woordsoorten vaker gebruiken en niet alle woordsoorten hoef je te gebruiken.