Paragraaf 3 & 5

Paragraaf 3

Onderwerp en hoofdgedachte 
Herhaling
Paragraaf zelf maken 


1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Paragraaf 3

Onderwerp en hoofdgedachte 
Herhaling
Paragraaf zelf maken 


Slide 1 - Tekstslide

A. Wat weet je al van :
het 'onderwerp' van een tekst?

Slide 2 - Open vraag

B. Wat weet je al van :
de 'hoofgedachte' van een tekst?

Slide 3 - Open vraag

Uitleg - onderwerp van tekst

Onderwerp:

  • Dat is         :   waar de tekst over gaat
                                bv.  opwarming van de aarde

  • Schrijf op:   in één of enkele woorden
      
  • Waar te vinden in de tekst:  titel, inleiding, woorden die veel voorkomen,                                                                afbeelding

    

Slide 4 - Tekstslide

1. Welke van de onderstaande antwoorden kunnen het onderwerp van een tekst zijn? Meerdere antwoorden mogelijk.
A
Er moeten meer elektrische auto's op de weg komen.
B
elektrische auto's
C
De veestapel in Nederland moet inkrimpen.
D
inkrimping veestapel

Slide 5 - Quizvraag

2. Welke van de onderstaande antwoorden kunnen het onderwerp van een tekst zijn? Meerdere antwoorden mogelijk.
A
veel vacatures techniek
B
Vliegreizen worden steeds goedkoper door concurrentie tussen vliegmaatschappijen.
C
drugs verkopen strafbaar
D
Om gezond oud te worden moet je gezonde voeding eten en veel bewegen.

Slide 6 - Quizvraag

3. Welke van de onderstaande antwoorden kunnen het onderwerp van een tekst zijn? Meerdere antwoorden mogelijk.
A
Er zijn in de komende vijf jaar heel veel vacatures in de technische sector.
B
gebrek woningen jongeren
C
gevaren van alcohol
D
Jongeren maken veel gebruik van hun OV-kaart.

Slide 7 - Quizvraag

Uitleg - hoofdgedachte van tekst

Hoofdgedachte:

  • Dat is:   de belangrijkste boodschap van de schrijver.
                       bv.  Onder begeleiding stoppen met roken is effectiever .

  • Schrijf op:  In een hele zin met een hoofdletter en punt.      

  • Waar in tekst:  inleiding + slot

Slide 8 - Tekstslide

4. Welke van de onderstaande antwoorden kunnen de hoofdgedachte van een tekst zijn? Meerdere antwoorden mogelijk.
A
Er moeten meer elektrische auto's op de weg komen.
B
elektrische auto's
C
De veestapel in Nederland moet inkrimpen.
D
inkrimping veestapel

Slide 9 - Quizvraag

5. Welke van de onderstaande antwoorden kunnen de hoofdgedachte van een tekst zijn? Meerdere antwoorden mogelijk.
A
veel vacatures techniek
B
Vliegreizen worden steeds goedkoper door concurrentie tussen vliegmaatschappijen.
C
drugs verkopen strafbaar
D
Om gezond oud te worden moet je gezonde voeding eten en veel bewegen.

Slide 10 - Quizvraag

6. Welke van de onderstaande antwoorden kunnen de hoofdgedachte van een tekst zijn? Meerdere antwoorden mogelijk.
A
Er zijn in de komende vijf jaar heel veel vacatures in de technische sector.
B
gebrek woningen jongeren
C
gevaren van alcohol

Slide 11 - Quizvraag

Paragraaf 5 - Hoe gebruik je hoofdletters?
Paragraaf 5 

1 t/m 4 - samen 
5 t/m 7 - individueel 

Slide 12 - Tekstslide

Wanneer gebruik je hoofdletters?
 Hoofdletters gebruik je bij:


  Het begin van een zin - Wat is het warm!
  Namen van personen - Johan Cruijff
  Heilige namen - Boeddha
  Namen van bedrijven en merken - Apple
  Namen van plaatsen en landen - Groningen, België
  Talen en volkeren - Frans, Nederlanders
  Titels van boeken en films - Star Wars
  Feestdagen - Valentijnsdag

Slide 13 - Tekstslide

Wanneer gebruik je geen hoofdletters?
 Hoofdletters gebruik je niet:


 Als een zin begint met een apostrof
‘s Avonds ga ik voetballen
 Bij soortnamen van een persoon, dier of plaatsnaam
de tiener, de walvissen, een dorp
 Bij de indeling van tijd
zomervakantie, juni, donderdag
 Bij achternamen met van/de(r)
Louis van der Wind, Linde de Bok

Slide 14 - Tekstslide

Let op!
Let op:


Zonder voorletter of voornaam schrijf je van / de(r) wel met hoofdletter
 Meneer Van der Wind, mevrouw De Bok

Slide 15 - Tekstslide

Met of zonder hoofdletters?
A
havo
B
HAVO

Slide 16 - Quizvraag

Hoofdletters
Waar staan de hoofdletters goed?
A
dhr. van Leeuwen
B
Stef van Leeuwen
C
stef van Leeuwen
D
Stef Van leeuwen

Slide 17 - Quizvraag

Met of zonder hoofdletter?
A
maandag
B
Maandag

Slide 18 - Quizvraag

Hoofdletter of niet?
A
naardermeer
B
Naardermeer

Slide 19 - Quizvraag

Hoofdletter?
A
Pinksteren
B
pinksteren
C

Slide 20 - Quizvraag

Hoofdletter of een hoofdletter?
A
Ameland
B
ameland

Slide 21 - Quizvraag

Hoofdletters: Is het...
A
Meneer van Dalen?
B
Meneer Van Dalen?

Slide 22 - Quizvraag

Met of zonder hoofdletter?
A
de volkskrant
B
de Volkskrant

Slide 23 - Quizvraag

Een hoofdletter of niet?
A
's middags kregen we bezoek.
B
'S middags kregen we bezoek.
C
's Middags kregen we bezoek.

Slide 24 - Quizvraag

U heeft mij vandaag ......... geholpen
Voldoende
Onvoldoende
Goed

Slide 25 - Poll