Pronoms relatifs + pronoms possessifs v5

Pronoms Relatifs
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

Pronoms Relatifs

Slide 1 - Tekstslide

Les pronoms relatifs: 
qui et que 
Wat is een betrekkelijk voornaamwoord?
Een betrekkelijk voornaamwoord verwijst naar een zelfstandig naamwoord of zinsdeel uit  de hoofdzin. Een betrekkelijk voornaamwoord staat altijd aan het begin van een bijzin 

In het Nederlands is de vertaling 'die' of 'dat'. 






Slide 2 - Tekstslide

qui en que
Als het betrekkelijk voornaamwoord het ONDERWERP vervangt, dan gebruik je QUI
Als het betrekkelijk voornaamwoord het LIJDEND VOORWERP  vervangt, dan gebruik je QUE/QU'



Slide 3 - Tekstslide

Exemples:
C'est le professeur ........ donne beaucoup de devoirs.
Het onderwerp van de hoofdzin is "le professeur". 
Ik vul hier in: QUI
C'est le professeur ...... les élèves aiment beaucoup.
Het onderwerp van de hoofdzin is niet "le professeur" maar "les élèves:. 
 Ik vul hier in:  QUE

qui wordt dus gevolgd door een werkwoord, que door een onderwerp

Slide 4 - Tekstslide

Exemples
L'acteur qui joue dans ce film est mon acteur préféré.
Le prof qui a écrit cette lettre est très gentil.
C'est ma mère qui a fait ce gâteau. 
Le portable que j'ai acheté la semaine dernière, ne marche plus.
Le pantalon que je voulais acheter, était trop cher.
Au magasin, j'ai vu une robe que j'aime beaucoup.




Slide 5 - Tekstslide

Quiz
Test je kennis en inzicht

Slide 6 - Tekstslide


il habite toujours dans la maison ..... il a achetée il y a 30 ans
A
que
B
qui
C
qu'

Slide 7 - Quizvraag


je ne connais pas la personne ...... a volé mes affaires.
A
qui
B
qu'
C
que

Slide 8 - Quizvraag

Quel est le sujet ... vous intéresse le plus?
A
qui
B
que

Slide 9 - Quizvraag

Le film ... nous a plu le plus c'était l'Auberge espagnole.
A
qui
B
que

Slide 10 - Quizvraag

Termine la phrase:
J'ai vu un animal maqigue qui....

Slide 11 - Open vraag

Termine la phrase:
Hier mon prof a dit que.....

Slide 12 - Open vraag

Slide 13 - Tekstslide

De bezittelijke voornaamwoorden
De volgende vragen gaan over de bezittelijke voornaamwoorden!

Slide 14 - Tekstslide

Au travail:
bezittelijk voornaamwoord: 154,155,156,158,160
betrekkelijk voornaamwoord: 165 t/m 169

Slide 15 - Tekstslide