1.5 Woorden

Woorden 1.5
  • Goedemorgen 1BK

1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, gLeerjaar 1

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Woorden 1.5
  • Goedemorgen 1BK

Slide 1 - Tekstslide




HUISWERK NAKIJKEN

Slide 2 - Tekstslide

In deze les leer ik
  • 25 nieuwe woorden gebruiken
  • handig nieuwe woorden leren 
  • wat samenstellingen zijn

Slide 3 - Tekstslide

Vraag
Wat is een samenstelling?

Slide 4 - Tekstslide

Antwoord
Wat is een samenstelling?

  • een woord dat uit twee of meer aparte woorden bestaat.

Slide 5 - Tekstslide

SPORT + TAS
SPORTTAS
TAFEL + TENNIS + TAFEL
TAFELTENNISTAFEL

Slide 6 - Tekstslide

1.5 Woorden
Leertekst samenstellingen
Een woord dat uit twee of meer aparte woorden bestaat, heet een samenstelling.
 Voorbeeld:  sport + tas = sporttas
                        tafel + tennis + tafel = tafeltennistafel
                        appel + taart = appeltaart
  
Om een goede samenstelling te maken, moeten er soms letters bij of af.
                        talent + jacht = talentenjacht (erbij: -en)
                        training + broek = trainingsbroek (erbij: -s)
                        tekenen + talent = tekentalent (eraf: -en)

Slide 7 - Tekstslide

1.5 Woorden
Leertekst samenstellingen (de of het)
Let op het laatste woord van de samenstelling bepaalt of het de of het is:
bijvoorbeeld:
de sport + de tas = de sporttas
sporttas = de tas voor de sport
 
de tafel + het tafeltennis = de tafeltennistafel
tafeltennistafel = de tafel voor het tafeltennis 

het talent + de jacht = de talentenjacht
talentenjacht = de jacht voor het talent)

Slide 8 - Tekstslide

Maak de juiste samenstelling:
talent + jacht

Slide 9 - Open vraag

Maak de juiste samenstelling:
training + broek

Slide 10 - Open vraag

Maak de juiste samenstelling:
tekenen + talent

Slide 11 - Open vraag

Wat gaan jullie eerst doen.
Jullie lezen voor jezelf de woordenlijst goed door.
Hiervoor krijg je 5 minuten de tijd. Timer gaat aan.
Basis: lees de woordjes van blz. 37 en 40.
Kader: lees de woordjes van 50.
De woorden leer je aan het einde van H1 uit je hoofd voor de toets. 


Slide 12 - Tekstslide

Opdrachten maken

Slide 13 - Tekstslide

Opdrachten maken
Basis: maak opdracht 1 t/m 5 van blz. 37 t/m 38.

Kader: maak opdracht 1 t/m 5 van blz. 49 t/m 52.

Slide 14 - Tekstslide

Klaar: Oefenen met woorden
Ga via Magister naar Leermiddelen, 
en klik op Talent Max.

- Je komt dan in de digitale versie van je boek.
Klassencode basis: 569170
Klassencode kader: 380915
- Ga naar hoofdstuk 1 en dan naar de paragraaf 1.5 Woorden en klik op start.
- Scroll dan naar beneden en dan zie je Woordtrainer staan.
- Je kunt nu oefenen met de woorden.



timer
10:00

Slide 15 - Tekstslide

Les 2 van woorden
Vandaag gaan jullie verder met de opdrachten van woorden. Jullie starten weer met het doorlezen van de woordenlijst. Je leert dan meteen de woorden.
Let op! Je krijgt soms een tekst waarin woorden staan die onderstreept zijn. Jij moet dan in de opdrachten kunnen uitleggen wat de onderstreepte woorden betekenen. Lees goed wat de opdracht is.
Als je soms een onbekend woord tegenkomt staat er soms een uitleg in de buurt.



Slide 16 - Tekstslide

Opdrachten maken
Basis: maak opdracht 6 t/m 12 van blz. 39 t/m 41.

Kader: maak opdracht 6 t/m 12 van blz. 52 t/m 55.

Slide 17 - Tekstslide

Klaar: Oefenen met woorden
Dan ga je weer via Magister naar Leermiddelen, 
en klik op Talent Max.

- Je komt dan in de digitale versie van je boek.
- Ga naar hoofdstuk 1 en dan naar de paragraaf 1.5 Woorden en klik op start.
- Scroll dan naar beneden en dan zie je Woordtrainer staan.
- Je kunt nu oefenen met de woorden.



timer
10:00

Slide 18 - Tekstslide

Les 3
Vandaag gaan jullie verder met het oefenen van samenstellingen.
Wat zijn voorvoegsels?
Bij sommige woorden kun je een stukje voor het woord toevoegen, namelijk een voorvoegsel.

Slide 19 - Tekstslide

Een voorvoegsel
De betekenis van het woord verandert door een voorvoegsel.
Voorbeeld: onrustig. Rustig betekent namelijk iets anders dan onrustig.

Slide 20 - Tekstslide

Voorbeelden van voorvoegsels
her-              herexamen
in-                 informeel
on-               onjuist

on = niet
her = opnieuw

Slide 21 - Tekstslide

Opdrachten maken
Basis: maak opdracht 13 t/m 19 van blz. 42 t/m 44.

Kader: maak opdracht 13 t/m 19 van blz. 56 t/m 58.

Slide 22 - Tekstslide

Kader gaat eerst zelfstandig werken. Ik kijk samen met Basis de opdrachten 6 t/m 12 na.
Daarna gaat Basis aan het werk en kijk ik met Kader de opdrachten na.

Slide 23 - Tekstslide

Welk woord past bij:
niet theoretisch, wat je doet

Slide 24 - Woordweb

Wat is de stijl?

Slide 25 - Woordweb

Wat past bij:
Iets voor elkaar krijgen door inspanning
A
proberen
B
presteren
C
uitblinken
D
moeite doen

Slide 26 - Quizvraag

Welk woord past bij:
Met gevoel voor andere mensen

Slide 27 - Open vraag

Hoe is het gegaan?

Slide 28 - Tekstslide