Grieks - klas 1b en 1D: week 9

Grieks 1
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
Middelbare school

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Grieks 1

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

οἐφενεν μετ δε ῥειτιες

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

In welke rij zit de fout?
1. ὁ δουλος - ἡ μαχη - ὁ θεος - ἡ δεσποτης
2. του δουλου - τας χωρας -  της μαχης - του δεσποτου
3. των μαχων - των χωραν  - των θεριων - των δουλων
4. τους δουλους - τας χωρας - τας μαχας - τας δεσποτας
timer
2:00

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

In welke rij zat de fout?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 4 - Quizvraag

Α - machè is het enige vrouwelijke woord, rest is mannelijk, lidwoord despote klopt niet
D - lidwoord klopt niet bij despotas, moet tous zijn
In welke rij zit de fout?
1. ὁ δουλος - ὁ φοβος - ὁ θεος - ὁ ἀνθρωπος
2. του δουλου - των χωρων -  τῃ μαχῃ - του θεριου
3.  ταις μαχαις - τοις θεριοις  - ταις θαλατταις - τοις δουλοις
4. τα θερια - οἱ δουλοι - αἱ μαχαι - οἱ δεσποται
timer
2:00

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

In welke rij zat de fout?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 6 - Quizvraag

3x gen (ev + mv), 1 x dativus
In welke rij zit de fout?
1. τῳ δουλῳ - τῳ ἀνθρωπῳ - τῳ θεῳ - τῳ δεσποτῃ
2. του δουλου - τας χωρας -  της μαχης - του δεσποτου
3. των μαχων - των χωραν  - των θαλαττων - των δουλων
4. τους δουλους - τα θερια - τας μαχας - τους δεσποτας
timer
2:00

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

In welke rij zat de fout?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 8 - Quizvraag

3x vrouwelijk, 1x mannelijk 
Eerste regels 3C (r. 1 t/m 5)

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ὁ Ἡρακλης οὑ φευγει την μαχην, ἀλλα διωκει το θηριον.
Ὁ Ἡρακλης οὑ φευγει την μαχην betekent:
A
Het gevecht vlucht voor Herakles
B
Herakles vlucht voor het gevecht
C
Het gevecht vlucht niet voor Herakles
D
Herakles vlucht niet voor het gevecht

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

ἀλλα διωκει το θηριον.
betekent:
A
maar hij achtervolgt het wilde dier
B
maar het wilde dier achtervolgt
C
maar achtervolgt het wilde dier
D
maar het wilde dier achtervolgt hem

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Νυν δ᾽ὁ λεων φοβον ἐχει
betekent:
A
De leeuw heeft geen angst
B
Nu heeft de leeuw angst
C
Nu is hij bang voor de leeuw
D
Hij is niet bang voor de leeuw

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ὁ δε λεων φευγει εἰς το σπηλαιον
betekent:
A
De leeuw vlucht naar een grot
B
Hij volgt de leeuw naar een grot
C
In de grot zit een leeuw
D
De leeuw gaat niet naar een grot

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Και ὁ Ἡρακλης εἰς το σπηλαιον βαινει
betekent:
A
Herakles volgt hem naar de grot
B
En de grot is van Herakles
C
Ook Herakles gaat naar de grot
D
Hij gaat met Herakles naar de grot

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ἐνταυθα ἡ μαχη ἀρχει
betekent:
A
Daar is het gevecht
B
Daar begint een gevecht
C
Het gevecht begint daar
D
Het gevecht begint

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Accenten in het Grieks
Vergelijk de zin:
Ὁ Ἡρακλης οὑ φευγει την μαχην, ἀλλα διωκει το θηριον.
met de zin in je boek
Welke accenten moet je dus WEL en welke accenten NIET kennen?

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Tot volgende keer!

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies