Aan het einde van de les kun je vraagwoorden toepassen en de hoofdregels voor het gebruik van hoofdletters toepassen.
Slide 2 - Tekstslide
Vraagwoorden
In het Duits beginnen alle vraagwoorden met de letter 'w' Vraagwoorden worden gebruikt om vragen te stellen.
Voorbeelden zijn: wann, warum, was, wer, wie, en wo
Slide 3 - Tekstslide
Het vraagwoord
Slide 4 - Tekstslide
Hoofdletters
In het Duits worden zelfstandige naamwoorden altijd met een hoofdletter geschreven, ook in het midden van de zin
Een zelfstandig naamwoord is een woord waar je de, het of een voor kunt zetten. Het is de naam van een ding, persoon, dier, plaats etc.
Daarnaast schrijf je, net als in het Nederlands, een hoofdletter aan het begin van een zin, bij voornamen, achternamen, en bij namen van steden en landen.
Slide 5 - Tekstslide
Hoofdletters
Slide 6 - Tekstslide
Oefening 1
Vul de juiste vraagwoorden in:
a) ____ ist das? (Wat)
b) ____ wohnst du? (Waar)
c) ____ ist dein Lieblingsfach? (Wat)
d) ____ viel kostet das Buch? (Hoe veel)
e) ____ heißt dein Bruder? (Hoe)
Slide 7 - Tekstslide
Oefening 2
Vul de ontbrekende hoofdletters in:
a) ich wohne in der stadt.
b) ich habe einen hund.
c) ich liebe musik.
d) das ist die schule. e) wann ist dein geburtstag?
Slide 8 - Tekstslide
Oefening 3
Ontbrekende hoofdletter:
d) ich habe einen bruder.
e) das ist dein auto. f ) ich mag tiere.
Vraagwoorden: a) ____ alt bist du? (Hoe )
b) ____ wohnst du? (Waar)
c) ____ kommst du? (Waar... vandaan)
Slide 9 - Tekstslide
Vragen?
Slide 10 - Tekstslide
Opdrachten maken + Huiswerk
In de les: Opdracht 3 op bladzijde 34
Huiswerk: Opdracht 1 en 2 op bladzijde 33 Opdracht 4 op bladzijde 34 Opdracht 5 en 6 op bladzijde 35 Opdracht 7 op bladzijde 36