Reanimatietechnieken

Initiatie verpleegkunde

4e graad BSO Verpleegkunde

Leerpad: Reanimatietechnieken


Docent: Kirsten Herreman
1 / 49
volgende
Slide 1: Tekstslide
VerpleegkundeSecondary Education

In deze les zitten 49 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Initiatie verpleegkunde

4e graad BSO Verpleegkunde

Leerpad: Reanimatietechnieken


Docent: Kirsten Herreman

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelstellingen
1. De leerlingen begrijpen wat de vitale functies zijn van het menselijk lichaam (denkniveau van Bloom: begrijpen). 
2. De leerlingen kunnen de reanimatietechnieken toepassen bij een volwassene (denkniveau van Bloom: toepassen). 
3. De leerlingen kunnen een zuigeling, kind en volwassene onderscheiden tijdens een reanimatie (denkniveau van Bloom: analyseren). 
4. De leerlingen kennen de verschillende stappen bij het toepassen van BLS (denkniveau van Bloom: onthouden). 
5. De leerlingen kennen de verschillende delen van het hart (denkniveau van Bloom: onthouden).  
6. De leerlingen onderscheiden een hartstilstand of ademhalingsstilstand (denkniveau van Bloom: analyseren). 
7. De leerlingen kennen de flowchart van BLS (denkniveau van Bloom: onthouden).  

Slide 2 - Tekstslide

Kwam je ooit in aanraking met een reanimatie?
Ja
Nee

Slide 3 - Poll

Ik kwam ooit in aanraking met een reanimatie. Hier mag je je verhaal verwoorden indien je dit wenst. Het is vrijblijvend.

Slide 4 - Open vraag

Video
Op de volgende slide zie je een video. De video zal stoppen op 3min50sec. Daarna ga je verder naar de volgende slide. 

Slide 5 - Tekstslide

0

Slide 6 - Video

In dit leerpad

Volg aandachtig het leerpad over reanimatie.
Tussendoor krijg je theorie in combinatie met opdrachten en interactieve video's. 
Ga niet verder vooraleer je de volledige slide hebt gelezen.
De video's in het leerpad stoppen vanzelf. Bij het stoppen van de video ga je verder.

Slide 7 - Tekstslide

Vitale functies
Als de vitale functies bij een patiënt verstoord zijn of als dergelijke storingen te verwachten zijn of zelfs als ze niet met zekerheid uit te sluiten zijn, dan verkeert de patiënt in een noodsituatie.  
Vitale functies zijn de belangrijkste functies van het lichaam om je in leven te houden: 
  • Ademhaling
  • Circulatie
  • Bloeddruk
  • Lichaamstemperatuur
  • Bewustzijn




Slide 8 - Tekstslide

Ademhaling
Hierbij letten we op verschillende factoren: 
  • Ademfrequentie (het aantal ademhalingen per minuut)
  • Ritme (het ritme van de ademhalingen of bijvoorbeeld het ademhalen met pauzes)
  • Diepte en gelijkmatigheid (de hoeveelheid lucht ingeademd per inademing)
  • Adembewegingen (dit doet de patiënt op zijn ademhalingsspieren, let vooral op de nek en neusvleugels)
  • Ademgeluiden (piepen, reutelen, rochelen)
  • Saturatie (hoeveelheid zuurstof die in de weefsels wordt opgenomen. Het gemeten percentage kan lager liggen bij een longaandoening zoals COPD)

Slide 9 - Tekstslide

Circulatie
Onder circulatie verstaan we de hartslag. 
Volgende factoren zijn belangrijk:
  • Frequentie (het aantal hartslagen per minuut)
  • Ritme (slaat het hart regelmatig of onregelmatig)
  • Vulling (is de vulling per hartslag: veel of weinig)
  • Gelijkmatigheid (van de vulling van de hartslag)

Slide 10 - Tekstslide

Bloeddruk
Bij de bloeddruk hebben we een systolische en diastolische bloeddruk. We spreken in de volksmond van een boven- en onderdruk. 

Een normale bloeddruk voor een persoon hangt af van verschillende factoren:
  • Geslacht
  • Leeftijd 
  • Medische voorgeschiedenis

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Bloeddruk
Zoals je op de vorige slide zag, een bloeddruk is afhankelijk van heel wat factoren waaronder de leeftijd. 
Een bloeddruk van een zuigeling zal altijd lager zijn dan een oudere persoon. 

Bij een hoge bloeddruk spreekt men van HYPERTENSIE.
Een lage bloeddruk: HYPOTENSIE.
Een normale bloeddruk: NORMOTENSIE. 

Slide 13 - Tekstslide

Temperatuur
Als zorgverlener kan je ook klinisch redeneren dat de temperatuur verstoord is. 
Bij een temperatuur > 38,5 gr Celcius heeft de patiënt koorts. Dit kan duiden op een infectie of ziekte. Het is een reactie van het lichaam. Dit heet hyperthermie. 

Ook kan het voorkomen dat een persoon onderkoeld is. De temperatuur zakt dan onder de 35 gr Celcius. Men spreekt dan van hypothermie. Het lichaam heeft niet genoeg energie meer om zichzelf op te warmen. 

Slide 14 - Tekstslide

Bewustzijn 
Om de alertheid van een persoon te meten gebruiken we de methode van AVPU. 

A: Alertheid. De persoon reageert normaal op vragen en direct.
V: Verbaal. De persoon reageert op aanspreken en opent hierbij de ogen.
P: Pijn. De persoon reageert op een pijnprikkel. 
U: Unresponsive. De persoon reageert op geen enkele prikkel. 

Slide 15 - Tekstslide

Normaalwaarden
Deze normaalwaarden zijn belangrijk om te onthouden bij een volwassen en gezond persoon:

  • Ademhalingsfrequentie: 12-18 p/min.
  • Hartslag: 60-80 p/min.
  • Systolische bloeddruk: 115-130 mmHg.
  • Saturatie: >98%
  • Lichaamstemperatuur: 36,5-37,5 °C.

Slide 16 - Tekstslide

Opdracht: het hart
Op de volgende slide ga je het menselijk hart te zien krijgen.
Je gaat hierbij een opdracht uitvoeren.
Je verbindt alle benamingen met een letter die een onderdeel aanwijst op de afbeelding van het hart. Dit doe je door middel van het verslepen van de benamingen.
De pijlen verwijzen naar het onderdeel van het hart die je moet benoemen. 
Nadat je de opdracht hebt uitgevoerd krijg je het juiste resultaat te zien.

Veel succes! 

Slide 17 - Tekstslide

Rechtervoorkamer
Linkervoorkamer
Sinusknoop
Geleidingssysteem
AV-Knoop
Rechterkamer
Linkerkamer
B
A
F
G
D
C
E

Slide 18 - Sleepvraag

Slide 19 - Tekstslide

Het hart
  • Holle hartspier: Bestaat uit een linker- en rechterhelft.
  • Boezem en kamer
  • 4 holtes: linkerkamer, linkerboezem, rechterkamer, rechterboezem.
  • Scheiding van hart door tussenschot van spierweefsel en septum.
  • Linkerhelft: Zuurstofrijk bloed
  • Rechterhelft: Zuurstofarm bloed
  • Zowel het zuurstofrijke als het zuurstofarme bloed komt het hart binnen in de boezems en stroomt langs de atrioventriculaire hartkleppen naar de kamers. Vervolgens pompen de kamers het bloed langs een tweede paar hartkleppen naar de grote slagaders. Dit bepaalt de bloedsomloop

Slide 20 - Tekstslide

CPR
CardioPulmonaire Resuscitatie of reanimatie

Als zorgverlener heb je zeker kans om dit mee te maken in je loopbaan. 


Slide 21 - Tekstslide

CPR
  • Wanneer iemand in een levensbedreigende situatie terechtkomt, is de verpleegkundige deontologisch en wettelijk verplicht hulp te bieden aan het slachtoffer. 
  • De verpleegkundige maakt zich altijd kenbaar bij het slachtoffer (indien mogelijk). 
  • Let wel: Eigen veiligheid staat voorop! 

Slide 22 - Tekstslide

Verschillende stappen

Slide 23 - Tekstslide

Verschillende stappen 
  • Op de vorige slide zagen jullie de "Chain of survival" bij een volwassene. 
  • De eerste stap is het herkennen van een slachtoffer in nood. 

Slide 24 - Tekstslide

Chain of survival
  • Men gaat de hulpdiensten activeren. 
  • Altijd eigen veiligheid garanderen in noodsituaties vooraleer je iemand gaat helpen. 


Slide 25 - Tekstslide

Chain of survival
Kijk als er een ademhaling is door de borst die op en neer gaat en voel 
naar de pulsaties ter hoogte van de carotis, radialis of femoralis.
Start binnen de 10 seconden met reanimeren of CPR. 
Aandachtspunten bij het reanimeren:
  • Druk hard en snel.
  • Gebruik een snelheid van op zijn minst 100 tot 120 compressies
per minuut en ga 5 cm diep bij een volwassene. 
  • Zorg telkens voor volledige uitzetting van de borst na elke compressie.
  • Elke onderbreking mag niet langer dan 10 seconden duren. 



Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Video

Chain of survival
Maak altijd gebruik van een AED indien deze in de buurt is. 
Dit is een Automatische Externe Defibrillator. Door het gebruik te maken van een AED kan men een hartritme detecteren en zo nodig defibrilleren. Elke persoon kan dit gebruiken. De defibrillator zegt stap voor stap wat je moet doen. 

Slide 28 - Tekstslide

Chain of survival: AED
Bij een hartstilstand staat het hart niet altijd helemaal stil. Dat lijkt alleen maar zo. De hartkamers worden heel snel en chaotisch geprikkeld. Het hart kan hierdoor niet meer samentrekken en bloed rondpompen. Een AED kan een schok geven om het hart te resetten en weer normaal te laten kloppen. 
Ga naar de volgende slide voor meer uitleg over de AED. 

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Video

Chain of survival
EMS Response: Professionele hulp komt eraan


Slide 31 - Tekstslide

Chain of survival
Patiënt transporteren naar het ziekenhuis.


Slide 32 - Tekstslide

Opdracht

In volgende slide moet je verschillende vragen beantwoorden. 

Slide 33 - Tekstslide

Het hart bestaat uit ?
A
5 hartkamers
B
2 hartkamers en 2 boezems
C
4 hartkamers
D
1 hartkamer en 1 boezem

Slide 34 - Quizvraag

Het hart
Het juiste antwoord is 2 hartkamers en 2 boezems. 

Het hart bestaat uit 2 hartkamers en 2 boezems. De hartkamers (ventrikels) zijn van elkaar gescheiden via een tussenschot (septum). Bij een VSD sluit het tussenschot tussen de hartkamers niet helemaal goed. Er zit een gaatje in.

Slide 35 - Tekstslide

Afkorting van AED
A
Automatische Elektrische Defibrillator
B
Automatische Interne Defibrillator
C
Automatische Elektrische Fibrillator
D
Automatische Externe Defibrillator

Slide 36 - Quizvraag

AED
Het juiste antwoord is dus een Automatische Externe Defibrillator. 

Gebruik deze altijd indien beschikbaar! 

Slide 37 - Tekstslide

Kun je nog de vitale functies van het lichaam opnoemen?
A
Ademhaling, circulatie, bloeddruk, temperatuur en bewustzijn
B
Ademhaling, beweging, bloeddruk, bewustzijn en temperatuur
C
Ademhaling, circulatie, bloeddruk en bewustzijn
D
Ademhaling, hartslag en thermoregulatie

Slide 38 - Quizvraag

Vitale functies
De vitale functies:
  • Ademhaling
  • Circulatie
  • Bewustzijn
  • Bloeddruk
  • Temperatuur

Slide 39 - Tekstslide

Wat is AVPU?
A
Ademhaling, verbaal, pijn en unresponsive
B
Ademhaling, vitale functie, pijn en niet reactief
C
Alertheid, verbaal, pijn en unresponsive
D
Alertheid, verkouden, pijn en unresponsive

Slide 40 - Quizvraag

AVPU
  • Alertheid, verbaal, pijn en unresponsive
  • Het is een score die gebruikt wordt bij het bepalen van het bewustzijn van een persoon. Het hoort bij een van de vijf vitale functies van het menselijk lichaam. 

Slide 41 - Tekstslide

Wat zijn compressies?
A
Ze vormen de basis voor een reanimatie. Ze bootsen de pompfunctie na van het hart d.m.v. samendrukken.
B
Het zijn gazen die gebruikt worden tijdens de wondzorg.
C
Een synoniem van compromis.
D
Alle 4 de antwoorden zijn juist.

Slide 42 - Quizvraag

Hartcompressies

Borstcompressies vormen de basis van een reanimatie. Het doel van borstcompressies is het nabootsen van de pompfunctie van het hart. Druk je de borstkas in, dan druk je het hart leeg. Laat je de borstkas goed terug omhoog komen dan vult het hart zich weer met bloed.

Slide 43 - Tekstslide

Basic Life Support Algoritme

Op de volgende slide zal je de verschillende stappen zien van het uitvoeren van een reanimatie. 
Dit algoritme is belangrijk om te onthouden. Lees het aandachtig voor je verder gaat!

Slide 44 - Tekstslide

Slide 45 - Tekstslide

0

Slide 46 - Video

Opdracht

Op de volgende slide krijg je opnieuw een opdracht. Hierbij sleep je de juiste combinaties bij elkaar.

Slide 47 - Tekstslide

30:2
Defibrillator
Het aantal compressies per min
Borstcompressies
Zuigeling
Cyclus BLS 
AED
100 tot 120sl per min
Reanimeren
Baby

Slide 48 - Sleepvraag

Evaluatie
Door het volgen van dit leerpad weet je nu als toekomstige zorgverlener hoe je moet handelen in een noodsituatie.

Slide 49 - Tekstslide