Rangtelwoorden en voorzetsels

Voorzetsel
Zegt iets over de precieze plaats, richting of tijd.

Voorbeelden
Plaats: op, in, boven
Richting: naar, op 
Tijd: om, over
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
Taal / spellingBasisschoolGroep 5,6

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Voorzetsel
Zegt iets over de precieze plaats, richting of tijd.

Voorbeelden
Plaats: op, in, boven
Richting: naar, op 
Tijd: om, over

Slide 1 - Tekstslide

Is het een voorzetsel?
Zitten er ook JONGENS op ballet?

A
Ja
B
Nee

Slide 2 - Quizvraag

Is het een voorzetsel?
BIJ ons volgen een paar jongens lessen.
A
Ja
B
Nee

Slide 3 - Quizvraag

Is het een voorzetsel?
LACHEN de meisjes om die jongens?
A
Ja
B
Nee

Slide 4 - Quizvraag

Is het een voorzetsel?
Nee hoor, ze zijn blij MET de jongens.
A
Ja
B
Nee

Slide 5 - Quizvraag

Is het een voorzetsel?
Dunja heeft liever alleen meisjes IN de groep.
A
Ja
B
Nee

Slide 6 - Quizvraag

Wat zijn de voorzetsels in de zin?
Deze film gaat over een jongen in een stad.

Slide 7 - Open vraag

Wat zijn de voorzetsels in de zin?
Hij woont met zijn vader bij een blinde boer.

Slide 8 - Open vraag

Wat zijn de voorzetsels in de zin?
Op een dag gaat hij naar een onbekende plek.

Slide 9 - Open vraag

Wat zijn de voorzetsels in de zin?
Hij wil op reis buiten de grenzen van het land.

Slide 10 - Open vraag

Wat zijn de voorzetsels in de zin?
Tegen het einde komt hij achter een geheim.

Slide 11 - Open vraag

Rangtelwoord
Geeft de plek in de rij aan.

Bijvoorbeeld eerste, tweede, derde

Slide 12 - Tekstslide

Rangtelwoord of niet?
Na de ACHTSTE groep ga je naar de brugklas.
A
Ja
B
Nee

Slide 13 - Quizvraag

Rangtelwoord of niet?
Ze hebben voor de VIERDE keer een feestje.
A
Ja
B
Nee

Slide 14 - Quizvraag

Rangtelwoord of niet?
TWEE zusjes wonen op de tweede verdieping.
A
Ja
B
Nee

Slide 15 - Quizvraag

Rangtelwoord of niet?
Hij is al ZEVENTIG geworden
A
Ja
B
Nee

Slide 16 - Quizvraag

Rangtelwoord of niet?
Hij maakt het TWINTIGSTE doelpunt.
A
Ja
B
Nee

Slide 17 - Quizvraag

Komma-s-meervoud en bezit
De komma-s ('s) plak je achter een lange klank in het meervoud
Bijv. één opa, twee opa's. De a is een lange klank dus 's.

Maar je doet ook een 's bij de y of i aan het eind.
Bijv. één lolly, twee lolly's
één kiwi, twee kiwi's

Slide 18 - Tekstslide

Meervoud van hobby is...

Slide 19 - Open vraag

Meervoud van safari is...

Slide 20 - Open vraag

Meervoud van puppy is...

Slide 21 - Open vraag

Meervoud van ski is...

Slide 22 - Open vraag

Meervoud van bikini is...

Slide 23 - Open vraag

Slide 24 - Tekstslide