V4 15.03.2022 Wiederholung Zahlen

Willkommen
Dienstag 15.03.2022
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Willkommen
Dienstag 15.03.2022

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Heute (online)
  • Toetsstof
  • Grammatik wiederholen / üben

Das Ziel von heute: die Wiederholung der Grammatik für die Prüfung.

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Die Prüfung
Wörter K3: alles DE-NL & NL-DE
Redemittel K3:
- Lektion 3 NL-DE helemaal
- Lektion 6 NL-DE alleen dikgedrukte delen
Grammatik K3:
Zahlen und Uhrzeiten – Imperativ – Adjektiv – Konjunktionen und Adverbien

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Konjunktionen & Adverbien

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

dat
  • das = het --> als lidwoord (onzijdig)
  • das = dat --> als betrekkelijk voornaamwoord; het slaat terug op een onzijdig zelfstandig naamwoord. 
  • dass = dat --> voegwoord (slaat niet terug op een zelfstandig naamwoord) 

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Das Fenster, ______ kaputt war ist gestern repariert worden.
A
das (lidwoord)
B
das (betrekkelijk voornaamwoord)
C
dass

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

_________ Haus ist sehr schön.
A
Das (lidwoord)
B
Das (betrekkelijk voornaamwoord)
C
Dass

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ich weiß, ______ du das Fester reparieren kannst.
A
das (lidwoord)
B
das (betrekkelijk voornaamwoord)
C
dass

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

maar
      maar
  • aber --> bij een 
  • sondern --> bij een tegenstellig na een ontkenning
  • nur --> in de betekenis van 'slechts'
    niet alleen ... maar ook
  • nicht nut ... sondern auch --> bij een toevoeging

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Die Aufgabe kostet dir _________ 10 Minuten.
A
aber
B
sondern
C
nur

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Er hat die Prüfung nicht geschafft, _______ er wird die Prüfung in der Zukunft sicher bestehen.
A
aber
B
sondern
C
nur

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welcher Satz ist richtig?
A
Er fährt nach Deutschland, aber auch nach Spanien.
B
Er fährt nach Deutschland, sondern auch nach Spanien.
C
Er fährt nicht nur nach Deutschland sondern auch nach Spanien.

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Er ist nicht dumm _______ schlau.
A
aber
B
sondern
C
nur

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

dan
  • dann --> daarna, dan, in dat geval (voorwaarde, volgorde verwijzing naar tijd, kan beklemtoond worden) 
  • denn --> dan toch (altijd zonder klemtoon)

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Erst waschen und ______ ins Bett.
A
dann
B
denn

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Und _____ hast du gesagt. "Ich mache das"
A
dann
B
denn

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hattest du _______ soviel Geld
A
dann
B
denn

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Aufgabe 46-49
Hausaufgaben!

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zahlen und Uhrzeiten

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Woche 19, Stunde 1
Doel van de les: Je kunt de rangtelwoorden in het Duits gebruiken. 

Opbouw van de les: Jullie krijgen uitleg over de rangtelwoorden. Daarna maken jullie wat opdrachten over de rangtelwoorden. 

Wat heb je nodig? Deze presentatie, je naamvallenstencil (of de Spickzettel achter in je Handbuch), de online versie van ons boek 

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Schreibe: 1, 2, 3, 4, 5

Slide 22 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Schreibe: 1., 2., 3., 20., 53.

Slide 23 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Rangtelwoord en datum
- vast voorzetsel: op = am (an dem; +3)
--> Er hat am 1. März Geburtstag.                  ersten
--> Ich besuche dich am 15. Februar.          zwanzigsten 

Rangtelwoorden worden gebruikt als bijvoeglijk naamwoord. Ze staan daarom in een bepaalde naamval en krijgen de uitgang van het bijvoeglijke naamwoord.  

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Naamval rangtelwoord
Der achtzehnte Februar   |  ist   |   ein Dienstag. 


Ich bin vom (=von dem) siebzehnten Juli bis zum (=zu dem) fünften August im Urlaub. 

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wie würde man die nächsten Zahlen aussprechen bzw schreiben?

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wir müssen nach dem 19. Februar nicht mehr zur Schule.

Slide 27 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Am (=an dem) 18. März habe ich Geburtstag.

Slide 28 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

In der 1. Klasse lernt man Lesen und Schreiben.

Slide 29 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Ik begrijp de rangtelwoorden.
😒🙁😐🙂😃

Slide 30 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Slide 31 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Die Uhrzeiten
Es ist 1 Uhr
Es ist halb 2
Es ist Viertel vor / nach 3
Es ist 5 vor 4
Es ist 5 nach 4
Es ist 20 nach 6
Es ist 20 vor 6

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ik kan in het Duits zeggen hoe laat het is.
😒🙁😐🙂😃

Slide 33 - Poll

Wenn noch Zeit ist, evtl Dalton kontrollieren. 
Aufgabe 9-11 
Aufgabe 46-49

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies