3.4 Verzekeringen

KNM
thema 3 
Wonen
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

KNM
thema 3 
Wonen

Slide 1 - Tekstslide

3.4 Verzekeringen
Wat ga je deze les leren?
  1. Ik ken nieuwe woorden over verzekeringen.
  2. Ik weet wat een verzekering is.
  3. Ik weet welke verzekeringen ik moet hebben.


Slide 2 - Tekstslide

Deze woorden moet je begrijpen.
(zie woordenlijst)

afsluiten                                                         de verzekering
de inboedel                                                   de verzekeringsmaatschappij       
de polis                                                           de aansprakelijkheidsverzekering
de premie                                                      de inboedelverzekering
de schade                                                     de opstalverzekering
de vergoeding                                             de woonhuisverzekering
                                   

Slide 3 - Tekstslide

Wat is een verzekering?
  • Jij betaalt elke maand geld aan een verzekeringsmaatschappij.
  • Jij krijgt geld van de verzekeringsmaatschappij als je het nodig hebt.
  • Bijvoorbeeld ....

Slide 4 - Tekstslide

Bij schade aan een auto

Slide 5 - Tekstslide

Bij schade aan een huis

Slide 6 - Tekstslide

Een verzekering afsluiten
  • Bij een verzekeringsmaatschappij
  • Bij wie ben jij verzekerd?

  • Het contract bij de verzekeringsmaatschappij = polis
  • het bedrag dat je betaalt = premie

  • Ben je niet verzekerd --> dan moet je alles zelf betalen.

Slide 7 - Tekstslide

Welke verzekeringen zijn er?
Voor een huurhuis en koophuis:
  • inboedelverzekering: alle spullen in huis zijn verzekerd.

Alleen als je een koophuis hebt:
  • woonverzekering (=opstalverzekering): voor brand-, storm- of waterschade.


Slide 8 - Tekstslide

Overige verzekeringen
  • aansprakelijkheidsverzekering: je maakt iets kapot van iemand anders, de verzekering betaalt de schade.

  • zorgverzekering: als je naar de dokter of het ziekenhuis moet, betaalt de zorgverzekering dat. (Les 4.7)

Slide 9 - Tekstslide

Praat samen
  1. Heb jij een inboedelverzekering?
  2. Heb jij een aansprakelijkheidsverzekering?
  3. Heb jij een zorgverzekering?
  4. Vind jij het belangrijk om een verzekering te hebben? Waarom wel/ niet?

Slide 10 - Tekstslide

Schade melden
Als je schade hebt:
  1. Bel de  verzekeringsmaatschappij;
  2. Vertel wat er gebeurd is.
  3. Je moet daarna een formulier invullen en opsturen naar de verzekeringsmaatschappij.
  4. Soms komt er ook iemand langs om naar de schade te kijken.
  5. De verzekering geeft een vergoeding.



Slide 11 - Tekstslide

Boek Taalcompleet KNM
Lees les 3.4 Verzekeringen op blz. 38

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Huiswerk
Kijk/ vraag thuis: 
  • Welke verzekeringen je hebt.
  • Bij wie je verzekert bent.
  • Hoeveel premie je betaalt.

Slide 14 - Tekstslide

Tot slot...
Wat heb je geleerd?
Welke nieuwe woorden heb je geleerd?

Maak je huiswerk!

Slide 15 - Tekstslide

Welk cijfer geef je deze les?
(Tussen 0 en 10)

Slide 16 - Open vraag

Je sluit een ..... bij een verzekeringsmaatschappij af.


Kies het juiste woord:
A
Schade
B
Een verzekering
C
Premie

Slide 17 - Quizvraag

Waar is de inboedelverzekering voor?
A
Schade aan het huis
B
Als je per ongeluk iets kapot maakt van een ander
C
Diefstal of schade aan spullen in huis

Slide 18 - Quizvraag

Jouw buurmeisje schopt een voetbal door jouw raam.
Het raam is kapot.
Wat kun je het beste doen?
A
Je belt je verzekeringsmaatschappij. De inboedelverzekering betaalt het nieuwe raam.
B
Je wordt boos op het meisje. Zij moet jouw nieuwe raam betalen.
C
Je gaat naar de ouders van het meisje. Waarschijnlijk krijgen ze geld van de verzekering voor jouw nieuwe raam.

Slide 19 - Quizvraag

Door brand heb ik ......... aan mijn computer.


Kies het juiste woord:
A
Schade
B
Polis
C
Premie
D
Verzekering

Slide 20 - Quizvraag

Ik heb schade aan een stoel door brand.
Welke verzekering heb ik nodig?
A
Woonhuisverzekering
B
Inboedelverzekering

Slide 21 - Quizvraag

In de ........ staat welke schade de verzekering betaalt.

Kies het juiste woord:
A
Polis
B
Premie
C
Schade

Slide 22 - Quizvraag

Je hebt een aansprakelijkheidsverzekering.
Wanneer kun je die gebruiken?
A
Je stoot een lamp om bij de buren. De lamp is kapot.
B
De lamp van de buren is gestolen.
C
Door brand is je lamp kapot gegaan.

Slide 23 - Quizvraag

Je laptop is gestolen.
Je wilt dat de verzekeringsmaatschappij de schade aan jou betaalt.

Wat moet je het eerste doen?
A
De verzekering bellen
B
Een nieuwe laptop kopen
C
De politie bellen

Slide 24 - Quizvraag

Ik betaal iedere maand ......


Kies het juiste woord:
A
Premie
B
Polis
C
Schade

Slide 25 - Quizvraag

Je huurt een woning.
Heb je een opstalverzekering nodig?
A
Ja, iedereen heeft een opstalverzekering nodig.
B
Nee, een opstalverzekering is alleen voor mensen met een koophuis.
C
Ja, je krijgt dan geld bij diefstal.

Slide 26 - Quizvraag