In deze les zitten 19 slides, met tekstslides en 1 video.
Onderdelen in deze les
2MH1 Nodig: 1e les gedicht 'samen'
Camera aan - microfoon uit - actieve deelname
Slide 1 - Tekstslide
Vandaag (1e les)
1. Opening ~3 min 2. Gedichten intro en Canva.com laten zien ~5 min 3. Aan de slag met het gedicht ~15 min
Slide 2 - Tekstslide
Lesdoel
Je hebt verschillende gedichten gezien en besproken.
Je hebt zelf een gedicht geschreven.
Slide 3 - Tekstslide
Waar gaat dit over?
Slide 4 - Tekstslide
Lees het gedicht..
Slide 5 - Tekstslide
gaat nergens over
Is dit een gedicht?
Slide 6 - Tekstslide
'nonsense'-gedicht
gaat nergens over
Is dit een gedicht? Ja!
Slide 7 - Tekstslide
Aan de slag!
1. Maak je gedicht over 'samen' af --> Je kan hiervoor canva.com gebruiken. --> Je mag het ook op papier doen. Wees creatief! 2. Lever hem in via Classroom of via de mail. Doe je mee met de wedstrijd? Zet dit erbij! 3. Klaar? Start met H4 taalverzorging meewerkend voorwerp of lees in je leesboek --> Hou dit bij :)
1. Opening ~3 min 2. Uitleg meewerkend voorwerp ~5 min 3. Opdracht 1 maken ~8 min 4. Kahoot
Slide 10 - Tekstslide
Lesdoel
Je hebt geleerd hoe je het meewerkend voorwerp kunt vinden in een zin.
Slide 11 - Tekstslide
Slide 12 - Video
Wat is het mv?
Het mv is vaak een persoon aan wie is wordt gegeven of verteld of dat iets voor iemand is.
Let op: pv, ow, wg en lv moet je begrijpen om de volgende stappen ook goed te kunnen doen.
Slide 13 - Tekstslide
Let op:
Als een zinsdeel met aan of voor begint en het geeft een plaats / plek / locatie aan, dan is het GEEN meewerkend voorwerp. --> bijv. Mijn jas hing aan de kapstop.
Als er GEEN lijdend voorwerp in de zin staat, kan er GEEN meewerkend voorwerp in de zin staan.
Aan wie/voor wie + werkwoordelijk gezegde + onderwerp + lijdend voorwerp? Het antwoord is het meewerkend voorwerp.
Slide 14 - Tekstslide
Meewerkend voorwerp
Een meewerkend voorwerp komt voor in zinnen waarin iemand iets 'vertelt' (uitleggen, zeggen, enzovoort) of 'geeft' (lenen, sturen, overhandigen, enzovoort).
Tip!
Bij het meewerkend voorwerp moet je de woorden 'aan' of 'voor' toe kunnen voegen of weg kunnen laten.
Werk je in je schrift? --> Je hoeft niet per se een tabel te gebruiken! Klaar? Gedicht afmaken, lezen in je leesboek (hou dit bij!) oefenen met begrijpend lezen (zie Classroom)