Rekenen infusie en transfusie met uitleg formules

Rekenen: infusie en transfusie
19BMF
Periode 3.3 
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 1,3

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Rekenen: infusie en transfusie
19BMF
Periode 3.3 

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
De student:
- Kan aan de hand van gegeven informatie in een casus de pompstand berekenen.
- Kan aan de hand van gegeven informatie in een casus de hoeveelheid toegediend medicijn bij een bepaalde pompstand bepalen

- Kan aan de hand van gegeven informatie in een casus de druppelsnelheid berekenen.
- Kan aan de hand van gegeven informatie in een casus de hoeveelheid toegediend medicijn bij een bepaalde druppelsnelheid bepalen


- Kan aan de hand van gegeven informatie in een casus de hoeveelheid sondevoeding in porties of via een pomp berekenen.

Slide 2 - Tekstslide

Inhoud les
1. Lesmateriaal
2. Terugblik oplossen en verdunnen

3.Uitleg pompstanden
4.Uitleg druppelsnelheid
5. Uitleg sondevoeding

Zelfstandig werken

Slide 3 - Tekstslide

Oplossen 

Slide 4 - Tekstslide

Oplossen (concentraties)
Hogere concentratie per ml
Lagere concentratie per ml

Slide 5 - Sleepvraag

Hulpkaart: 1% = 10 mg/ml
Voorschrift arts : 30 mg lidocaïne
Aanwezig: 0,5 % oplossing
Hoeveel ml heb je nodig? (alleen cijfers invullen)

Slide 6 - Open vraag

Standaard gegeven is: 1% = 10 mg/ml
Voorschrift arts : 30 mg lidocaïne
Aanwezig: 0,5 % oplossing
Hoeveel ml heb je nodig? (alleen cijfers invullen)

1% = 10mg/ml
0,5% = 5mg/ml   (0,5 is de helft van 1. 5 is de helft van 10)

5mg per ml                                                                       :5              x 30
30mg per ?ml
(5 naar 30 is x 6, dus 1 naar  ook x 6)
30mg per 6ml
                                                                                             :5              x30
MG
5
1
30
ML
1
0.125
6

Slide 7 - Tekstslide

Verdunnen
Je hebt een oplossing, maar de concentratie moet lager. Je gaat een bepaald aantal ml (*) nemen en daar ga je een bepaald aantal ml water aan toevoegen. Hierdoor wordt de concentratie lager. 

Standaardgegeven:
1. Voorschrift in % x voorschrift in ml : aanwezig in % = aantal te nemen ml
aanwezige oplossing
2. Voorschrift in ml – aantal te nemen ml aanwezige oplossing = toe te voegen oplossingsvloeistof/water in ml

Slide 8 - Tekstslide

Pompstanden

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Video

Wat geeft de pompstand eigenlijk aan?

Slide 11 - Open vraag

Welke formule gebruik je bij het berekenen van de pompstand?

Slide 12 - Open vraag

Voorbeeld
Regel: Pompstand = aantal ml per uur
Formule: Aantal ml : aantal uur = pompstand
Filmpje: 200 ml  in 30 minuten

Aantal ml : aantal uur = pompstand
     200       :  0.5               =  400
pompstand = 400 ( dus 400 ml per uur)

Slide 13 - Tekstslide

Stel je moet 450 ml in 3 uur geven op welke stand zet jij de pomp dan?

Slide 14 - Open vraag

Druppelsnelheid
1 ml =  20 druppels
Bij Bloed is dit 18 druppels

Slide 15 - Tekstslide

Druppelsnelheid staat voor:

Slide 16 - Open vraag

Welke formule gebruik je bij het berekenen van de druppelsnelheid?

Slide 17 - Open vraag

Voorbeeld
Regel: Druppelsnelheid = aantal druppels per minuut
Formule: Totaal aantal druppels : totaal aantal minuten = druppels per minuut
Filmpje: 200 ml  in 30 minuten

Totaal aantal druppels : totaal aantal minuten = druppels p.m.    
           (200x20)                  :                      30                     =  133 à 134

Slide 18 - Tekstslide

Schrijf mee en beantwoord de vraag (alleen een getal invullen)
Druppelsnelheid

Slide 19 - Open vraag

Sondevoeding

Slide 20 - Tekstslide

Hulpkaart
Porties/Bolus
Doorlopend


Aantal ml : aantal ........ = hoeveelheid per ........ (......)


Aantal ml : aantal uur = .............

Slide 21 - Sleepvraag

Hulpkaart 
 Aantal ml : aantal uur = pompstand
Hulpkaart
 Aantal ml : aantal porties = hoeveelheid per portie (bolus)

Slide 22 - Tekstslide

Mevrouw van Doorn krijgt 150 cl sondevoeding per dag?
Op welke stand zet je de pomp?
A
6.25
B
62.5
C
125
D
12.5

Slide 23 - Quizvraag

Mevrouw van Doorn krijgt 150 cl sondevoeding per 24 uur? Op welke stand zet je de pomp?
Voorschrift =   150cl per dag                                1500 ml per 24 uur
Hulpkaart =      Aantal ml : aantal uur = pompstand
                                    1500     :    24              =         62.5

Slide 24 - Tekstslide

Mw. de Jong krijgt 6 keer per dag sondevoeding. Gisteren kreeg zij 1,2 liter sondevoeding totaal. Vandaag krijgt ze 0,3l sondevoeding extra.
Hoeveel krijgt zij per portie?
A
20 ml
B
25 ml
C
200 ml
D
250 ml

Slide 25 - Quizvraag

Mw. de Jong krijgt 6 keer per dag sondevoeding. Gisteren kreeg zij 1,2 liter sondevoeding totaal. Vandaag krijgt ze 0,3l sondevoeding extra. Hoeveel krijgt zij per portie?

Voorschrift =   1,2 liter + 0,3 liter = 1,5 liter                                1500 ml
                                6 porties
Formule: aantal ml : aantal porties = hoeveelheid per portie                                     1500     :               6              =         250 ml  per portie

Slide 26 - Tekstslide

Vragen?

Slide 27 - Tekstslide