Rekenen : Infusie

Rekenen: infusie
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 1,3

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Rekenen: infusie

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen

Na het volgen van deze module kan de student:

- Infuussnelheden berekenen in ml per uur en in druppels per minuut


Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waar let je op 
 Laat je berekening  altijd in de volgende gevallen controleren door een collega als:
  •  de berekening complex is
  •  het gaat om medicatie waarvan het effect groot is  (bv. kalium, insuline)
  •  het gaat om intraveneuze medicatie
  •  je een vreemde, 'verdachte' uitkomst krijgt
  •  Als je zelf twijfelt om wat voor reden dan ook
Wees extra alert als het rommelig en druk is op een afdeling, als je tussentijds
  •  gestoord wordt (telefoon, bellen) en als je moe bent of minder geconcentreerd.
  • Geef geen medicament waarvan je de werking niet kent.
  • Oefen regelmatig nog eens met rekenen. 




Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Let op bij IV medicatie
Ga bij het toedienen van intraveneuze medicatie altijd na of het medicament
  • wel of niet gecombineerd mag worden met de infuusvloeistof die op dat moment aanhangt. (bekijk de protocollen in de instelling) Bij twijfel overleg met de apotheek.
  • Mag het medicament niet gecombineerd worden met de infuusvloeistof die aanhangt, spoel het systeem dan eerst door met een vloeistof waarmee het wél gecombineerd mag worden. Dat kan bv. fysiologisch zout zijn.

Controleer eerst of het infuus nog goed zit, vóór je intraveneus medicatie toedient. Sommige medicatie kan grote schade aanrichten als het infuus subcutaan loopt (cytostatica!).

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

INFUSIE : HET ENTERAAL / PARENTERAAL TOEDIENEN VAN VLOEISTOFFEN

Bij patiënten die een infuus hebben schrijft de arts voor:

  • Welke infuusvloeistof gegeven moet worden: enteraal of parenteraal
  • Hoeveel vloeistof moet worden gegeven
  • In hoeveel tijd.

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 6 - Video

Deze slide heeft geen instructies

2. Druppelsnelheid
1 ml =  ...... druppels

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke formule gebruik je bij het berekenen van de druppelsnelheid?

Slide 8 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

De druppelsnelheid berekenen in druppels per minuut / wanneer doe je dit?

Dit is het geval als de loopsnelheid handmatig wordt ingesteld mbv. een
rollerklem óf als een druppelteller wordt gebruikt. 

Bij het toedienen van infuusvloeistoffen ga je uit van:
  •  1 ml = 20 druppels
 Vloeistoffen die erg "stroperig" (viskeus) zijn zoals bv. bloed bevatten minder druppels per minuut



Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Formule druppels per minuut
Voor deze berekening gebruik je de volgende formule:

aantal ml x 20 druppels  gedeeld door             
aantal uren x 60 minuten = aantal druppels per minuut

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeeld

 Voorschrift: 1500 ml (1,5 L) Glucose zout in 24 uur 
(1ml = 20 druppels p/m)


 1500 x 20 druppels = 30.000 
 24 x 60 min  =     1440

30.000 : 1440 = 20,8  (afgerond 21 druppels p/m)


Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De druppelsnelheid wordt berekend in ml per uur.
 Dit is het geval als de infuusvloeistof wordt toegediend mbv. een infuuspomp.
 
Je gebruikt hierbij de volgende formule:

  aantal ml gedeeld door het aantal uren = aantal ml per uur


Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeeld 
Voorschrift: 1500 ml Glucose zout in 24 uur
Op welke stand zet je de pomp


Slide 13 - Tekstslide

62.(5)
Sondevoeding

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


 Aantal ml : aantal uur = pompstand

 Aantal ml : aantal porties = hoeveelheid per portie (bolus)

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Mevrouw van Doorn krijgt 150 cl sondevoeding per dag?
Op welke stand zet je de pomp?
A
6.25
B
62.5
C
125
D
12.5

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Mevrouw van Doorn krijgt 150 cl sondevoeding per 24 uur? Op welke stand zet je de pomp?
Voorschrift =   150cl per dag                                1500 ml per 24 uur
Hulpkaart =      Aantal ml : aantal uur = pompstand
                                    1500     :    24              =         62.5

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Mw. de Jong krijgt 6 keer per dag sondevoeding. Gisteren kreeg zij 1,2 liter sondevoeding totaal. Vandaag krijgt ze 0,3l sondevoeding extra.
Hoeveel krijgt zij per portie?
A
20 ml
B
25 ml
C
200 ml
D
250 ml

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Mw. de Jong krijgt 6 keer per dag sondevoeding. Gisteren kreeg zij 1,2 liter sondevoeding totaal. Vandaag krijgt ze 0,3l sondevoeding extra. Hoeveel krijgt zij per portie?

Voorschrift =   1,2 liter + 0,3 liter = 1,5 liter                                1500 ml
                                6 porties
Formule: aantal ml : aantal porties = hoeveelheid per portie                                     1500     :               6              =         250 ml  per portie

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies