Korte/lange klank oefenen

Lesdoelen
Na de les 
- weet je hoe je woorden met een lange klank aan het einde van 
   een klankgroep schrijft.
- weet je hoe je woorden met een korte klank aan het einde van 
   een klankgroep schrijft

1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsBasisschoolGroep 5

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Lesdoelen
Na de les 
- weet je hoe je woorden met een lange klank aan het einde van 
   een klankgroep schrijft.
- weet je hoe je woorden met een korte klank aan het einde van 
   een klankgroep schrijft

Slide 1 - Tekstslide

Lange en korte klanken.
Lange klanken
Onthouden
Als je aan het eind van een lettergreep een lange klank hoort:
aa, ee, oo of uu, dan gebruik ik daar maar één letter voor.

Je schrijft a, e, o of u.

Woorden
2164
kamer
gapen
namen
water
verhalen 2141
beren
merel
spelen
regen
negen 1540
bomen
boter
dromen
konijn
boterham 2114
buren
muren
ruzie
sturen
vuren
Onthouden
Lange klanken hebben pech, ik haal gewoon een letter weg!


Als je aan het eind van een woord een lange klank hoort:
aa, oo of uu, dan gebruik ik daar maar één letter voor.

Behalve de ee, die doet niet mee.
In plaats van één letter, schrijf je er toch twee.

Je schrijft a, o of u.

Woorden
1379
hoera
komma
panda
tandpasta 1392
bravo
hallo
iglo
vlo 1386
u
nu
menu

Slide 2 - Tekstslide

Voorbeeld:
Boom
1. maak meervoud en verdeel in lettergrepen
boo|men

Lange klanken.

Slide 3 - Tekstslide

Voorbeeld:
Boom
2. Boo|men
de oo staat aan het eind van de lettergreep.

Slide 4 - Tekstslide

Voorbeeld:
Bom
1. maak meervoud en verdeel in lettergrepen
Bo|men
Korte klanken.

Slide 5 - Tekstslide

Voorbeeld:
Bom
2. Bo|men
De O is een korte klank dus komt er een medeklinker tussen
(M)

Slide 6 - Tekstslide

Conclusie:
Bom
3. voeg samen
Je hoort: bomen
Je schrijft: bommen

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Jager-woorden

Slide 9 - Woordweb

Bakker-woorden

Slide 10 - Woordweb

Wat is de juiste spelling?
A
Avontur
B
Aavontuur
C
Avontuur
D
Aavontur

Slide 11 - Quizvraag

Wat is de juiste spelling?
A
Vanaavond
B
Vanavond
C
Vaanavond
D
Vanafavond

Slide 12 - Quizvraag

Wat is de juiste spelling?
A
Tooneelstuk
B
Toonelstuk
C
Tonelstuk
D
Toneelstuk

Slide 13 - Quizvraag

Wat is de juiste spelling?
A
Medeklinkers
B
Meedeklinkers
C
Meedeeklinkers
D
Medeeklinkers

Slide 14 - Quizvraag

Wat is de juiste spelling?
A
Lookaal
B
Lokal
C
Lokaal
D
Lookal

Slide 15 - Quizvraag

Wat is de juiste spelling?
A
Tafellaaken
B
Tafellaken
C
Taafellaken
D
Tafellakken

Slide 16 - Quizvraag

Wat is de juiste spelling?
A
hooge boomen
B
hoge bommen
C
hooge bomen
D
hoge bomen

Slide 17 - Quizvraag

Wat is de juiste spelling?
A
geld sparen
B
geld spaaren
C
geld sparren
D
geld spaarren

Slide 18 - Quizvraag