Betoog schrijven

WELKOM 

bij Nederlands 
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

WELKOM 

bij Nederlands 

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we vandaag doen?
  • Betoogdossier (boekje) afmaken
  • Kladversie betoog 
  • Boekje inleveren 
  • Spelling oefenen (quiz) 

Slide 2 - Tekstslide

Uitleg periode 

Betoog: schrijf je tijdens het toetsmoment op dinsdag 5 maart

Spelling: wordt getoetst in je betoog (+ extra opdracht) op dinsdag 5 maart.

Debat: in groepjes van vier voer je een debat op vrijdag 15 maart


Slide 3 - Tekstslide

Hoe schrijf je een betoog? 

Bedenk: wie wil ik overtuigen? --> Houd die vraag steeds in je hoofd. 

De inleiding
In de inleiding formuleer je je mening over een onderwerp. Begin je betoog met iets dat de aandacht van je lezer trekt. Belangrijk: vermeld in je inleiding letterlijk jouw standpunt










Slide 4 - Tekstslide

Hoe schrijf je een betoog? 


Voorbeeld inleiding:
Urenlang dansen op liedjes, beautytips krijgen en zelfs leren koken: op TikTok kun je tegenwoordig alle informatie vinden die je nodig hebt. Volgens sommige mensen staat er zelfs te veel informatie op het platform, waardoor het gevaarlijk zou zijn voor kinderen. Maar ik vind TikTok juist hartstikke leerzaam! In dit betoog wil ik jullie daarvan overtuigen. Mijn standpunt: TikTok is waardevol voor de maatschappij. 








Slide 5 - Tekstslide

Beoordeling betoog 



Product

Slide 6 - Tekstslide

Hoe schrijf je een betoog? 

Het middenstuk 
In het middenstuk kom je met minstens twee argumenten voor de stelling. Behandel ieder argument in een nieuwe alinea. Voorbeelden en feiten verlevendigen je betoog. Denk na over mogelijke tegenargumenten en weerleg ze in je betoog. Hiermee versterk je je betoog.

Gebruik in je betoog signaalwoorden: woorden die een bepaalde samenhang aanduiden, zoals want, omdat, maar, bijvoorbeeld, dus en tot slot.







Slide 7 - Tekstslide

Beoordeling betoog 



Product

Slide 8 - Tekstslide

Hoe schrijf je een betoog? 

Het slot
In je slot herhaal je nadrukkelijk je je stelling met je belangrijkste argumenten en geef je een korte samenvatting. Ook kom je met een conclusie.








Slide 9 - Tekstslide

Beoordeling betoog 



Product

Slide 10 - Tekstslide

Lever je betoogboekje in!

Je krijgt hier punten voor bij het onderdeel 'proces'
de rest van het cijfer bestaat uit het 'product'
het schrijven van je betoog en de spelling. 






Slide 11 - Tekstslide

werkwoordspelling
Het gebeur... regelmatig dat men fouten maakt in werkwoordspelling.
A
gebeurd
B
gebeurt
C
gebeurdt
D
gebeurde

Slide 12 - Quizvraag

werkwoordspelling
A
De vuurkorf brande de hele avond.
B
De vuurkorf brandde de hele avond.

Slide 13 - Quizvraag

werkwoordspelling
A
Hoe oud word je moeder morgen?
B
Hoe oud wordt je moeder morgen?
C
Hoe oud wort je moeder morgen?
D
Hoe oud wordt je morgen?

Slide 14 - Quizvraag

werkwoordspelling
A
Het hout is opgebrandt.
B
Het hout is opgebrand.

Slide 15 - Quizvraag

werkwoordspelling
A
Hij onthoud alles wat ik vertel.
B
Hij onthoudt alles wat ik vertel.

Slide 16 - Quizvraag

werkwoordspelling
A
Het huis is opgebrandt.
B
Het huis is opgebrant.
C
Het huis is opgebrand.

Slide 17 - Quizvraag

werkwoordspelling
A
Hij heeft de boel belazerd.
B
Hij heeft de boel belazert.

Slide 18 - Quizvraag

werkwoordspelling
A
Gisteren verhuisden we naar Groningen.
B
Gisteren verhuisten we naar Groningen.

Slide 19 - Quizvraag

werkwoordspelling
A
Manou verstuurt een brief.
B
Manou verstuurd een brief.
C
Manou verstuurdt een brief.

Slide 20 - Quizvraag

werkwoordspelling
A
Wordt jij later beroemd?
B
Word jij later beroemd?

Slide 21 - Quizvraag