H3 lezen: argumentatie, vwo 3

• Nederlands
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 3

Lees verder in Kinderjaren.

Lesdoelen

1. Ik kan onderscheid maken tussen standpunt en argument.
2. Ik kan onderscheid maken tussen feitelijke en waarderende argumenten.
3. Ik kan argumentatie weergeven in een blokjesschema.

Lezen - argumentatie

Als jij iemand wil overtuigen van je standpunt, dan onderbouw jij je standpunt met argumenten. 

De structuur van het standpunt met alle argumenten heet een argumentatiestructuur.

Lezen - argumentatie

Een feitelijk argument kun je controleren. 

Ik ga liever naar de carnavalsoptocht in Breda dan in Oosterhout, want de optocht in Breda duurt minimaal een uur langer.

Lezen - argumentatie

Een waarderend argument kun je niet controleren. 

Ik ga liever naar de carnavalsoptocht in Breda dan in Oosterhout, want de optocht in Breda is veel mooier.

Dit is wat iemand zelf ergens van vindt: een mening.

Lezen - argumentatie

Enkelvoudige argumentatie:

De schrijver gebruikt één argument.

enkelvoudig

Scholen moeten huiswerkvrij worden.

Huiswerk maken gaat ten koste van je vrije tijd.

want

dus

Lezen - argumentatie

Nevenschikkende argumentatie:

De schrijver gebruikt meer dan één argument.

nevenschikkend

Scholen moeten huiswerkvrij worden.

Huiswerk maken gaat ten koste van je vrije tijd.

Er is geen docent die je kan helpen.

want

dus

lezen - argumentatie

onderschikkende argumentatie:

De schrijver gebruikt ondersteunende argumenten bij een argument.

onderschikkend

Scholen moeten huiswerkvrij worden.

Als je iets niet snapt, kun je niet verder.

Er is geen docent die je kan helpen.

want

dus

Lezen - argumentatie

Standpunt	Argumenten
ik vind	dat blijkt uit
volgens ons	immers
zij denkt dat	namelijk
de auteur is van mening dat	omdat
dus	want
kortom	de reden hiervoor is

lezen - argumentatie

Lees tekst 1 Dineren in het donker (blz.76).

Vul het blokjesschema in bij vraag 6, opdracht 1 (blz.78). Je hoeft alleen de letters (a t/m f) op te schrijven.

Aan de slag

H3 lezen: argumentatiestructuren

Weektaak

Maak opdr.1 (vraag 1 t/m 5), opdr.2 en opdr.4 (blz. 78-81).

Klaar?

Ga naar wikiwijs en oefen met de lesstof:

https://maken.wikiwijs.nl/80898/Lezen___Argumenteren__v3#!page-6009096