BOL 1 Lesweek 4 (1) Alinea's + Goede inleiding en slot

Wat gaan we vandaag doen?
  • Klassikaal bespreken wat schrijfvaardigheid inhoudt .
  • Uitleg: Wat schrijf je in een inleiding?
  • Uitleg: Wat schrijf je in een slot?
  • Je vult met steekwoorden de hokjes: Inleiding en slot in.
  • Je schrijft een korte brief over jezelf aan mij
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Wat gaan we vandaag doen?
  • Klassikaal bespreken wat schrijfvaardigheid inhoudt .
  • Uitleg: Wat schrijf je in een inleiding?
  • Uitleg: Wat schrijf je in een slot?
  • Je vult met steekwoorden de hokjes: Inleiding en slot in.
  • Je schrijft een korte brief over jezelf aan mij

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen voor vandaag: 
- je kan een brief indeling te maken
- je kan zinnen logisch op te bouwen
- je weet wat signaalwoorden zijn

Slide 2 - Tekstslide

Hierna volgen wat vragen om te kijken of je het hebt begrepen.

Slide 3 - Tekstslide

In de inleiding staan?
A
je doel voor het schrijven van de brief
B
Het onderwerp
C
De deelonderwerpen
D
de aanleiding voor het schrijven van de brief

Slide 4 - Quizvraag

In het middenstuk staan/staat?
A
De conclusie
B
Het onderwerp
C
De deelonderwerpen

Slide 5 - Quizvraag

In het middenstuk
A
wordt het belangrijkste uit een tekst herhaald
B
staat de meeste informatie
C
maak je kennis met het onderwerp van een tekst

Slide 6 - Quizvraag

Wat is de standaard tekstopbouw?
A
inleiding - slot - middenstuk/kern
B
slot - inleiding - middenstuk/kern
C
middenstuk/kern - inleiding - slot
D
inleiding - middenstuk/kern - slot

Slide 7 - Quizvraag

Een goede tekst heeft de volgende opbouw:
A
een inleiding en een slot
B
een titel
C
inleiding, middenstuk en slot
D
deelonderwerpen

Slide 8 - Quizvraag

Wat hoort NIET bij het middenstuk?
A
het belangrijkste wordt samengevat
B
nieuwe informatie
C
meerdere alinea's
D
deelonderwerpen

Slide 9 - Quizvraag

Een inleiding kan verschillende functies hebben. Wat is geen functie van een inleiding?
A
onderwerp aangeven
B
voorbeeld geven
C
vraag stellen
D
samenvatting geven

Slide 10 - Quizvraag

Signaalwoorden
Signaal woorden geven een verband aan in een zin. 
Je gebruikt ze vaker dan je denkt in je dagelijkse communicatie. 

Slide 11 - Tekstslide

Voorbeelden
tijd: wanneer, tijdens, later
opsomming: en, ook, tenslotte
tegenstelling: hoewel, aan de ene kant, maar
reden/verklaring: omdat, want 



Slide 12 - Tekstslide

Signaalwoorden, wat zijn dat?
A
ze geven het verband aan tussen zinnen
B
ze geven een signaal dat je zin nog niet compleet is
C
het zijn woorden die helpen een tekst makkelijker te lezen
D
het zijn woorden die onder andere tijd aangeven

Slide 13 - Quizvraag

Even proberen ;-)
Wat geeft dit signaalwoord aan?
'kortom'
A
samenvatting
B
oorzaak - gevolg
C
doel- middel
D
verklaring

Slide 14 - Quizvraag

Even proberen ;-)
Wat geeft dit signaalwoord aan?
'Zoals'
A
voorbeeld
B
oorzaak - gevolg
C
doel- middel
D
voorwaarde

Slide 15 - Quizvraag

Even proberen ;-)
Wat geeft dit signaalwoord aan?
'Daarom'
A
voorbeeld
B
oorzaak - gevolg
C
doel- middel
D
verklaring

Slide 16 - Quizvraag

Een brief over jezelf
  1. Benoem je sterke punten
  2. je verbeterpunten
  3. wat is je allergie 
  4.  waar krijg je energie van

Slide 17 - Tekstslide