Herhaling Hoofdstuk 2-2

open LessonUP
Hst 2 herhaling les 2
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 1

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

open LessonUP
Hst 2 herhaling les 2

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Wat ga je deze les leren
Lesdoelen
17. Ik kan uitleggen waarom mensen vertrekken uit een bepaalde plaats 
18. Ik kan uitleggen waarom mensen in een bepaalde plaats gaan wonen 
19. Ik kan uitleggen wat mobiliteit en welvaart te maken hebben met urbanisatie en suburbanisatie  
20. Ik kan uitleggen wat het verschil is tussen een groeikern en een Vinex-wijk. 
21. Ik kan uitleggen waarom bereikbaarheid voor een stad belangrijk is. 
22. Ik kan een lijndiagram, staafdiagram herkennen en lezen 
23. Ik kan de spreiding verklaren van groeikernen en Vinex-wijken 
24. Ik kan beschrijven hoe de rol van het landelijke gebied voor de stad is veranderd 
25. Ik kan de begrippen die bij deze paragraaf horen benoemen 

De theorie vind je in Tekstboek(Learnbeat): Par 2.3
Begrippen: Vertrekredenen, Vestigingsredenen, Mobiliteit, Groeikern, Bereikbaarheid, Vinex-wijken, Recreatie 
                    Bereikbaarheid, Forens, Groeikern 

Slide 4 - Tekstslide

lesdoel: 17
lesdoel: 18
lesdoel: 19

Slide 5 - Tekstslide

lesdoel: 20
lesdoel: 23

Slide 6 - Tekstslide

lesdoel: 20
lesdoel: 21

Slide 7 - Tekstslide

Is de mobiliteit sinds 1800 tot nu toegenomen of afgenomen? Leg je antwoord kort uit.

Slide 8 - Open vraag

Schrijf op: 3 vestigingsredenen

Slide 9 - Open vraag

Schrijf op: 3 vertrekredenen

Slide 10 - Open vraag

lesdoel: 24

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Video

Wat heb je deze les geleerd.

Lesdoelen
17. Ik kan uitleggen waarom mensen vertrekken uit een bepaalde plaats 
18. Ik kan uitleggen waarom mensen in een bepaalde plaats gaan wonen 
19. Ik kan uitleggen wat mobiliteit en welvaart te maken hebben met urbanisatie en suburbanisatie  
20. Ik kan uitleggen wat het verschil is tussen een groeikern en een Vinex-wijk. 
21. Ik kan uitleggen waarom bereikbaarheid voor een stad belangrijk is. 
22. Ik kan een lijndiagram, staafdiagram herkennen en lezen 
23. Ik kan de spreiding verklaren van groeikernen en Vinex-wijken 
24. Ik kan beschrijven hoe de rol van het landelijke gebied voor de stad is veranderd 
25. Ik kan de begrippen die bij deze paragraaf horen benoemen De theorie vind je in:

Texstboek: Par 2.3
Begrippen: Nederzetting, Dorp, Stad, Voorzieningen, Binnenstad, Stadscentrum, Woonwijken, Bedrijventerreinen, Agglomeratie

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Wat ga je deze les leren
Lesdoelen par 2.4
26. Ik kan uitleggen welke 2 factoren invloed hebben op de natuurlijke bevolkingsgroei  
27. Ik kan uitleggen welke 2 factoren invloed hebben op de sociale bevolkingsgroei 
28. Ik kan uitleggen waarom er meer mensen in de stad willen wonen 
29. Ik kan een cirkeldiagram herkennen, maken en lezen.  
30. Ik kan de begrippen die bij deze paragraaf horen benoemen 

De theorie vind je in Tekstboek(Learnbeat): Par 2.4
Begrippen: Geboortecijfer, Sterftecijfer, Natuurlijke bevolkingsgroei, Immigranten, Emigranten, Immigratie, 
                    Emigratie, Vestigingsoverschot, Vertrekoverschot, Sociale bevolkingsgroei.

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Waar of niet waar?
De Nederlandse bevolking krimpt
A
Waar
B
Niet waar

Slide 17 - Quizvraag

Berekenen
  • het sterften van Burundi is 4000 
  • Het geboorten van Burundi is 9000
  • Er vertrekken 3400 mensen uit burundi
  • Er komen 8000 mensen in Burundi wonen. 
  • Wat is de natuurlijke bevolkingsgroei van Yuanda 
  • Wat is de sociale bevolkingsgroei van Burundi 
  •  wat is de totale bevolkingsgroei??
timer
1:00

Slide 18 - Tekstslide

Geboorte en sterftecijfer.
Geboorte en sterftecijfer wordt uit gedrukt in Promille.
Dit betekent per 1000 en schrijf je als
Dus een geboorte cijfer van 4 betekend dat er per 1000 inwoners 4 kinderen worden geboren.

Voor het sterfte cijfer geldt hetzelfde.

Slide 19 - Tekstslide

Land heeft 30.000.000 inwoners en een GC= 7
en een SC= 9. Hoe groot is de bevolking na 1 jaar. schrijf de berekening op!!!!!!

Slide 20 - Open vraag

Oplossing
30.000.000 : 1000 = 30.000 groepjes van 1000
per groepje van 1000 worden er 7 kinderen geboren.
je hebt 30.000 groepjes van 1000 dus.....
30.000 X 7= 210.000 kinderen geboren.
SC = 9 er sterven dus 30.000 X 9 = 270.000
Geboorte - sterfte = 210.000 - 27.000 = - 60.000 = natuurlijke bevolkings'groei' (afname)
Bevolking + of - natuurlijk bevolkings'groei' = 30.000.000 - 60.000 = 29.940.000
De bevolking is dus afgenomen!!!!!

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Natuurlijk bevolkingsgroei:
er worden meer kinderen geboren dan dat er mensen sterven
1850: 3mln inwoners

Slide 23 - Tekstslide

stap1 1900!!!
Snelle bevolkingsgroei:

- betere gezondheidszorg
- betere voeding
- gezinnen worden groter



Slide 24 - Tekstslide

stap 2 Babyboom!!!

Na 2e wereldoorlog
Heel veel geboorten 
Deze mensen zijn/gaan nu met pensioen
Vanaf jaren '70 daling

Slide 25 - Tekstslide

Bevolkingssamenstelling verandert! na 1960
stap 3.
Er worden minder baby's geboren door 
- emancipatie  
- anticonceptie

Mensen worden ook ouder:
hierdoor ontstaat vergrijzing

Slide 26 - Tekstslide


Bevolkingssamenstelling


Vergrijzing




Slide 27 - Tekstslide

voorzieningen verdwijnen uit de dorpen omdat jongeren wegtrekken.
- scholen sluiten
- supermarkten sluiten
- meer behoefte aan kleine woningen en voorzieningen ouderen.

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide

Wat is immigratie?


A
Als iemand vertrekt in een gebied of land
B
Als iemand zich vestigt in een andere stad
C
Als iemand zich vestigt in een gebied of land
D
Als iemand vertrekt uit een andere stad

Slide 30 - Quizvraag

Wat is sociale bevolkingsgroei?


A
Het verschil in vestigingsoverschot
B
Het verschil in vertrekoverschot.
C
Het verschil tussen sociale en asociale mensen
D
Het verschil tussen immigratie en emigratie.

Slide 31 - Quizvraag

Waarom hebben we in Nederland steeds minder inwoners per huis?

Slide 32 - Open vraag

vertrekoverschot is:
A
Een negatieve sociale bevolkingsgroei: wanneer er meer mensen immigreren dan emigreren.
B
Een positieve sociale bevolkingsgroei: wanneer er minder mensen immigreren dan emigreren.
C
Een negatieve sociale bevolkingsgroei: wanneer er minder mensen immigreren dan emigreren.
D
Een positieve sociale bevolkingsgroei: wanneer er meer mensen immigreren dan emigreren.

Slide 33 - Quizvraag

geboortecijfer


A
Het aantal geboorten in een jaar per honderd inwoners in een gebied.
B
Het aantal geboorten in een jaar per duizend inwoners in een gebied.
C
Het aantal geboorten in een maand per duizend inwoners in een gebied.
D
Het aantal geboorten in een jaar per duizend inwoners in een land.

Slide 34 - Quizvraag

emigrant


A
Iemand die vertrekt uit een gebied of land.
B
Iemand die vertrekt naar een gebied of land.
C
Iemand die zich vestigt in een gebied of land.
D
Iemand die zich vestigt uit een gebied of land.

Slide 35 - Quizvraag

Aan de slag
Wat kan je nog doen!!!!
Maken van: Finish, Zelftoets, Zelf oefenen.  Test het even!!!
je kan ook mijn lessonUp's terug kijken.

Huiswerk: Toets hst 2
topo Nederland: Provincies, hoofdsteden +Amsterdam,Rotterdam Heerenveen en Drachten, Sneek.
leren 2.1, 2.2, 2.3 en 2.4
Begrippen.

Slide 36 - Tekstslide