di 1 oktober woordenboek gebruiken/ betekenis opzoeken


Een woordenboek gebruiken
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les


Een woordenboek gebruiken

Slide 1 - Tekstslide

Woordenboek
  • Tijdens het examen mag je een papieren woordenboek gebruiken. 
  • De woorden in het woordenboek noem je trefwoorden
  • De woorden staan op alfabetische volgorde.

Slide 2 - Tekstslide

Woordenboek
Vaak gebruiken we een woordenboek om de betekenis van woorden op te zoeken.

Maar in een woordenboek kan je nog meer informatie opzoeken.

Slide 3 - Tekstslide

Woordenboek gebruiken

Kijk goed welke betekenis in de zin past.

Op de eerste dag van mijn stage moest ik me voorstellen aan de afdelingsleider.

Het woordenboek zegt:





In deze zin betekenis 2

zeggen hoe iemand heet

Slide 4 - Tekstslide

Woordenboek

Je kan het woordgeslacht opzoeken in een woordenboek.

mannelijk, vrouwelijk of onzijdig woord.


Je kan moeilijke woorden opzoeken in een woordenboek.

Als je op je device werkt, kun je altijd een online woordenboek gebruiken als je de spelling van een woord niet zeker weet.

Slide 5 - Tekstslide

Werken met het woordenboek 2
In het woordenboek staat achter het trefwoord: –  hoe je het woord uitspreekt; –  welk lidwoord je moet gebruiken (het woordgeslacht); – hoe je het meervoud moet maken.

Slide 6 - Tekstslide

woordenboek
Let hier dus op wanneer je de betekenis uit een woordenboek haalt. 
Een woord kan meerdere betekenissen hebben. 
De zin bepaalt welke betekenis je moet gebruiken.

Slide 7 - Tekstslide

Woordenboek gebruiken

Kijk goed welke betekenis in de zin past.

Ik kan me niet voorstellen dat ik een voldoende voor mijn verslag krijg.

Het woordenboek zegt:





In deze zin betekenis 4

zich voor de geest halen (In gedachten voor zich zien)

Slide 8 - Tekstslide


Stappenplan moeilijke woorden

Slide 9 - Tekstslide

Zet de stappen van het ‘Stappenplan moeilijke woorden’ in de juiste volgorde.
Lees een stukje terug of verder en kijk of het woord wordt uitgelegd.
Kijk naar bekende stukjes in het woord.
Kijk naar de plaatjes bij de tekst.
Vraag de betekenis of zoek het op in een woordenboek.

Slide 10 - Sleepvraag

Het alfabet
  • Ken je het alfabet nog?
  • Waarom moet je het alfabet kennen?

Slide 11 - Tekstslide


Het alfabet




Slide 12 - Tekstslide

Het alfabet

Als iets op alfabetische volgorde staat, staat het op de volgorde van het alfabet. 

Slide 13 - Tekstslide

Waar zoek je het woord in het woordenboek?
Sleep het woord naar het juist antwoord.
voorin
middenin
achterin
moeiteloos

Slide 14 - Sleepvraag

Waar zoek je het woord in het woordenboek?
Sleep het woord naar het juist antwoord.
voorin
middenin
achterin
controle

Slide 15 - Sleepvraag

Je vraagt je af of een woord belangrijk is.
Je kijkt of je de betekenis kunt afleiding uit de context.
Je zoekt de tekst op in een woordenboek of je vraagt aan je omgeving.

Slide 16 - Sleepvraag

Waar zoek je het woord in het woordenboek?
Sleep het woord naar het juist antwoord.
voorin
middenin
achterin
drogist

Slide 17 - Sleepvraag

Waar zoek je het woord in het woordenboek?
Sleep het woord naar het juist antwoord.
voorin
middenin
achterin
xylofoon

Slide 18 - Sleepvraag

Waar zoek je het woord in het woordenboek?
Sleep het woord naar het juist antwoord.
voorin
middenin
achterin
uiteraard

Slide 19 - Sleepvraag

Waar zoek je het woord in het woordenboek?
Sleep het woord naar het juist antwoord.
voorin
middenin
achterin
kameleon

Slide 20 - Sleepvraag

Engels
Frans
Nederlands
Chinees
Japans
Welke taal heeft de meeste woorden in het woordenboek? Sleep het aantal woorden naar de juiste taal.
500.000 woorden
430.000 woorden
370.000 woorden
171.476 woorden
100.000 woorden

Slide 21 - Sleepvraag

Huiswerk vrijdag 4 oktober

Waar kun je het woordenboek voor gebruiken?
Maken 31 en 32

Slide 22 - Tekstslide