Herhalingsles heel katern

• Economie
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 4

Wat is geen kenmerk van een perfecte markt?

1. Volledig Vrije Mededinging
2. Veel aanbieders
3. Aanbieders zijn hoeveelheidsaanpassers
4. Heterogeen product

Een individuele producent op deze markt maakt 40 stuks. De evenwichtsprijs is 80. Bedenk of deze producent streeft naar maximale winst of maximale omzet. 

De evenwichtsprijs is 80 euro. Het is een volkomen markt. Deze producent maakt 40 stuks. Bij deze productie zijn de meerkosten per stuk 80 euro.

1. Deze producent streeft naar maximale omzet
2. Deze producent streeft naar maximale winst

Kijk nogmaals naar dit plaatje. Bij een productie van 40 stuks geldt voor deze producent:  GTK = 55 euro. Bereken de maximale winst. 

De evenwichtsprijs is 80. Een individuele producent maakt 40 producten. De GTK van deze producten zijn 55 euro.
Wat is waar?

1. De maximale winst is 3200 euro.
2. De maximale winst is 1200 euro.
3. De maximale winst is 1000 euro.
4. Je kunt niets zeggen over de hoogte van de maximale winst.

Kijk nogmaals naar dit plaatje. In evenwicht wordt door de totale markt 20.040 producten gemaakt. Hoeveel producenten zijn er actief op deze markt? 

De evenwichtshoeveelheid is 20.040 stuks. Een individuele producent maakt 40 producten bij maximale winst. Hoeveel producenten zijn er?

1. Er is te weinig informatie om dit te kunnen bepalen
2. Schiet mij maar in de feestverlichting, geen idee
3. Dat moet wel 500 producenten zijn.
4. Dat moet wel 501 producenten zijn.

Kijk nogmaals naar dit plaatje. Zal op termijn het aantal aanbieders stijgen, dalen of gelijk blijven? 

Wat gebeurt er op termijn met het aantal aanbieders op deze markt?

1. stijgen
2. dalen
3. gelijk blijven
4. schiet mij maar in de feestverlichting, geen idee

Hoe wordt de markt voor volkomen concurrentie ook wel genoemd?

Welke vier soorten monopolies zijn er?

Welk kenmerk hoort niet bij de marktvorm monopolistische concurrentie?

1. weinig aanbieders
2. heterogeen product
3. makkelijke toetreding
4. meer concurrentie op product/kwaliteit

Van welke marktvorm is hier sprake? 

Van welke marktvorm is hier waarschijnlijk sprake?

1. perfecte markt
2. monopolie of oligopolie
3. perfecte markt of monopolistische concurrentie
4. monopolie of oligopolie of monopolistische concurrentie

Wat is de prijs bij maximale winst?

Wat is de prijs bij maximale winst?

1. 10 euro
2. 25,00 euro
3. 15,00 euro
4. 27,50 euro

Wat is de prijs bij maximale omzet?

Wat is de prijs bij maximale winst?

1. 10 euro
2. 25,00 euro
3. 15,00 euro
4. 27,50 euro

Bereken de maximale winst.

Hoe hoog is de maximale winst?

1. 465,25
2. 465,52
3. 456,25
4. 256,52

maximale winst

MO = MK

-2Q + 50 = 5

45 = 2Q => Q = 22,5

GO = -Q + 50

GO = -22,50 + 50 = 27,50 euro

TO = 27,50 x 22,50 = 618,75 euro

TK = 5Q + 150 => 5 x 22,50 + 50 = 162,50

TW = 618,75 - 162,50 = 456,25 euro

I: Als een ondernemer op een markt van monopolistische concurrentie de marginale kosten kan verlagen, zal zijn winst maximaal zijn bij een hogere afzet.
II: kledingzaken zijn een voorbeeld van aanbieders op een markt van monopolistische concurrentie.

1. beiden juist
2. beiden onjuist
3. alleen I juist
4. alleen II juist

Stelling I: Een individuele aanbieder kan door effectieve inzet van marketinginspanningen ervoor zorgen dat zijn GO-lijn naar links verschuift.
Stelling II: Productdifferentiatie wordt vooral toegepast op een markt van monopolistische concurrentie.

1. beiden juist
2. beiden onjuist
3. alleen I juist
4. alleen II juist

De door de overheid vastgestelde prijs is 30 cent. Bereken het ontstane overschot.  

Door invoeren van een prijs van 30 cent ontstaat er:

1. vraagoverschot van 1,5 miljoen
2. aanbodoverschot van 1,5 miljoen
3. vraagoverschot van 1,5
4. aanbodoverschot van 1,5

Welke twee stelling zijn waar:

1. Er was sprake van een minimumprijs
2. Er was sprake van een maximumprijs
3. Het consumentensurplus is toegenomen
4. Het producentensurplus is toegenomen

Bereken voor welk totaalbedrag de overheid de melk moet opkopen. 

De overheid moet de melk opkopen voor een bedrag van:

1. 300.000 euro
2. 750.000 euro
3. schiet mij maar in de feestverlichting
4. 450.000 euro

Benoem de drie vlakken (rood, groen en geel) en is er sprake van een minimum of maximumprijs? 

I: groen = consumentensurplus
II: rood = producentensurplus
III: geel = welvaartstoename
IV: minimumprijs

1. I = waar
2. II = waar
3. III = waar
4. IV = waar

Het consumentensurplus is het verschil tussen de betalingsbereidheid en de prijs die voor een product wordt betaald.

1. waar
2. niet waar

Qv = -500P + 60.000
Bereken het surplus bij P = 100.

1. 100.000 euro
2. 1000.000 euro
3. 10.000 euro
4. 1.000 euro

uitwerking

Qv = -500P + 60.000

stap 1: bereken de maximale betalingsbereidheid 

Qv = 0 => 0 = -500P + 60.000

500P = 60.000 => P = 120 euro

stap 2: bereken de hoeveelheid bij P = 100

Qv = -500 x 100 + 60.000 = 10.000 stuks

stap 3: bereken het surplus
(120 - 100) x 100.00 x 0,5 = 100.000 euro

oranje lijn = oude situatie, groene lijn = nieuwe situatie. Wat is het rode vlak? 

Wat is het rode vlak?

1. toename van het consumentensurplus
2. afname van het consumentensurplus
3. toename van het producentensurplus
4. afname van het producentensurplus

Bereken de accijns in procenten van de oude prijs

Hoeveel is de accijns in procenten van de oude prijs?

1. 60%
2. 50%
3. 100%
4. 40%

uitwerking

De oude prijs is 2 euro. De accijns is 1 euro. Dus de accijns is 50% van de oude prijs. 

Door de coronapandemie stijgt de werkloosheid. Is deze werkloosheid passend bij structurele of conjuncturele werkloosheid?

1. Conjuncturele werkloosheid
2. Structurele werkloosheid

In Utrecht is er veel werkloosheid omdat daar veel aanbod op de arbeidsmarkt is. Van wat voor werkloosheid is hier spraken?

1. Frictiewerkloosheid
2. Seizoenswerkloosheid
3. Regionale werkloosheid
4. Structurele werkloosheid

Als je niet werkt, ben je nog niet werkloos. Wanneer ben je wel werkloos?

1. Je bent actief op zoek naar werk.
2. Je hebt geen baan.
3. Je bent tussen de 15 en de pensioenleeftijd.
4. Je voldoet aan alle drie voorwaarden (A+B+C)

Ryan is skileraar. In de lente wordt hij werkloos. Hoe noem je deze vorm van werkloosheid?

1. Seizoenwerkloosheid
2. Regionale werkloosheid
3. Frictiewerkloosheid