H5 Herhaling Markt en Overheid

1 / 45
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 45 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Productdifferentiatie is het derde kenmerk. Wat is het verschil tussen homogene en heterogene producten?

Slide 6 - Open vraag

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

De tweede marktvorm is de monopolistische concurrentie. Wat is het verschil tussen de volkomen concurrentie en de monopolistische concurrentie?
A
Aantal aanbieders
B
Homogeen versus heterogeen product

Slide 9 - Quizvraag

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

De laatste marktvorm is een oligopolie. Wat hoort daar niet bij?
A
Lage tot hoge toetredingsdrempel
B
Enkele aanbieders
C
Homogeen product
D
Duopolie

Slide 12 - Quizvraag

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Bereken de maximale winst van deze volkomen concurrentie.

Slide 18 - Open vraag

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

1. Bij hoeveel producten heeft hij maximale winst en waarom? 2. Wat is de prijs die hij dan moet vragen?

Slide 24 - Open vraag

Slide 25 - Tekstslide

Een monopolist kan dus een prijs vragen die hij wil. Om nog meer winst te kunnen behalen, kan hij wellicht prijsdiscriminatie toepassen. Wat is dat?

Slide 26 - Open vraag

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Tekstslide

De belangrijkste reden voor de overheid om in te grijpen in de marktwerking is het bestaan van externe effecten. Noem de 2 kenmerken van een extern effect.

Slide 33 - Open vraag

Slide 34 - Tekstslide

Slide 35 - Tekstslide

Hoe kan de overheid ervoor zorgen dat de producent wel deze kosten meeneemt in zijn kosten en dus in de verkoopprijs?
A
Belasting
B
Subsidie

Slide 36 - Quizvraag

Slide 37 - Tekstslide

Slide 38 - Tekstslide

De minimumprijs beschermt de:

A
consument
B
producent

Slide 39 - Quizvraag

Slide 40 - Tekstslide

De overheid grijpt ook nog in in de markt door het leveren van collectieve goederen. Wat zijn de 2 kenmerken van een collectief goed?

Slide 41 - Open vraag

Slide 42 - Tekstslide

Slide 43 - Tekstslide

Slide 44 - Tekstslide

Slide 45 - Tekstslide