13/2 Schrijven, H1, inleiding + slot 3h1

Schrijven
H1
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Schrijven
H1

Slide 1 - Tekstslide

Lesplanning
  • Lezen
  • Wat weet je nog?
  • Instructie/quiz
  • Werken
  • Afsluiten 

Slide 2 - Tekstslide

Kritisch kijken
Wat is er verkeerd op dit plaatje? 
Er zijn er 20 dingen. Hoeveel zie jij er?
Noteer ze op een papiertje.
Niet door de klas roepen of overleggen!

timer
2:00

Slide 3 - Tekstslide

Hoeveel had jij er goed?
020

Slide 4 - Poll

Antwoorden
1. Cijfers klok omgekeerd. 2. Dag en nacht in de ramen. 3. Geen jaar in de kalender. 4. Kalenderweek begint met woensdag. 5. Junie heeft 30 dagen. 6. Het gat van de wasbak is gevuld met voorraad. 7. Boeken in het gootsteenkastje. 8. Boeken en schoonmaakmiddelen/drinken samen in een kastje. 9. Bezems in de koelkast. 10. Een koelkast heeft geen sleutel. 11. Handvat gootsteenkastje zit binnenin. 12. Geen handvatten op de andere kastjes. 13. Stoel mist een wiel. 14. Mans broekspijp is opgerold. 15. Man heeft een schoen en slipper aan. 16. vrouw heeft verschillende mouwen. 17. De stofzuiger heeft geen snoer/elektriciteit. 18. Wortels groeien in de aarde. 19. gordijnen hangen buiten het raam. 20.Het meisje DAT daar schoonmaakt, wordt niet geholpen door de jongen DIE daar zit!


Slide 5 - Tekstslide

Hoeveel heb jij er gevonden?
020

Slide 6 - Poll

Schrijf drie dingen op die je
van de vorige les onthouden hebt.

Slide 7 - Woordweb

Lesdoel:
Aan het einde van deze les heb je geoefend met:
  • op verschillende manieren de aandacht trekken van de lezer 
  • het introduceren van het onderwerp
  • op verschillende manieren een tekst af ronden
  • een inleiding en een slot schrijven
  • inhoudelijke verbanden aangeven met signaalwoorden



Slide 8 - Tekstslide

Uit welke tekstdelen bestaat een tekst?

Slide 9 - Woordweb

Wat is de functie van de inleiding?
Op welke manier kan de schrijver dat doen?

Slide 10 - Woordweb

Wat is de functie van het slot?
Op welke manier kan de schrijver dat doen?

Slide 11 - Woordweb

Functies tekstdelen
Inleiding: de schrijver noemt het onderwerp van de tekst en wil de
interesse van de lezer wekken. Dit kan op veel manieren, bijvoorbeeld:
• een gebeurtenis beschrijven;
• een mening over het onderwerp geven;
• een vraag over het onderwerp stellen.
Midden: gaat per alinea in op een deelonderwerp van het onderwerp. Tekstverbanden om het een lopende tekst te maken!
Slot: de schrijver rondt de tekst af. Dit kan op veel manieren,
bijvoorbeeld:
• de belangrijkste informatie uit de tekst kort samenvatten;
• een conclusie trekken;
• de vraag uit de inleiding beantwoorden


Vaak hebben ze een vaste structuur!

Slide 12 - Tekstslide

Inleiding 
Een inleiding heeft 2 functies/doelen. 
1. De aandacht van de lezer trekken en 
2. Het introduceren van het onderwerp. 

Dit kan je doen op vier verschillende manieren
1. Iets uit de actualiteit noemen
2. Iets uit de geschiedenis noemen
3. Een voorbeeld (anekdote of kort verhaaltje) geven
4. Iets wat voor de lezer van persoonlijk belang is (vragen stellen)

Slide 13 - Tekstslide

Inleiding
In de jaren 70 was het heel normaal om een pakje sigaretten op tafel te zetten tijdens een verjaardag.

Afgelopen weekend hebben er weer 200 hardlopers deelgenomen aan The Blind Run. 

Heb jij soms ook dat het lijkt alsof er in de verte water op de weg ligt, maar als je dan dichter bij komt, het er niet blijkt te zijn? In dit artikel leggen we uit hoe je hersenen je soms voor de gek houden. 



Slide 14 - Tekstslide

Inleiding 
In de inleiding introduceer je het onderwerp meestal op drie manieren:

  • Je stelt een een hoofdvraag over een verschijnsel
  • Je geeft een probleemstelling aan
  •  Je geeft een standpunt




Slide 15 - Tekstslide

Slot
In het slot formuleer je de hoofdgedachte van de tekst in de vorm van:
antwoord op de hoofdvraag (uit de inleiding)
OF
een oplossing voor het probleem (benoemd in de inleiding)
OF
een herhaling van je standpunt (uit de inleiding)

  • Deze drie kun je aanvullen met een advies of een verwachting voor de toekomst. In het slot gebruik je vaak signaalwoorden: Kortom, al met al, dus of daarom. 
  • De laatste zin is vaak extra krachtig. Dit noem je een uitsmijter

Slide 16 - Tekstslide

Slot
Al met al kunnen we stellen dat ook dit jaar The Blind Run een succes was. 

Daarom is het belangrijk dat er meer bekendheid ontstaat over de gevolgen van roken. 

Dus nu weet je hoe het komt dat je soms een fata morgana op het wegdek ziet. 

Slide 17 - Tekstslide

Welke is fout?
A
De hoofdgedachte staat in de tekst.
B
De hoofdgedachte vind je in de inleiding en in het slot.
C
De hoofdgedachte is een mededelende zin.
D
De hoofdgedachte moet je zelf bedenken.

Slide 18 - Quizvraag

Hoofdgedachte
Lezen: de hoofdgedachte
• De hoofdgedachte is een (door jezelf bedachte) samenvatting in één zin.
• De hoofdgedachte is het onderwerp + dat wat daarover verteld wordt.


Het stappenplan om de hoofdgedachte te vinden:
  • Wat zegt de schrijver van de tekst over het onderwerp? 
  • De hoofdgedachte is altijd één complete zin.
  • Je vindt de hoofdgedachte meestal in de inleiding of in het slot van een tekst, dus lees die twee gedeelten goed!
--> Let op: de hoofdgedachte is nooit een vraag!

Slide 19 - Tekstslide

Welke tekstverbanden en bijbehorende signaalwoorden
zouden in het slot kunnen voorkomen?

Slide 20 - Woordweb

Tekstverbanden - signaalwoorden
Een schrijver geeft zijn tekst een goede opbouw door zinnen en alinea’s in een logische volgorde te zetten. Dit doet hij om de tekst goed leesbaar er overzichtelijk te houden. Als een tekst niet lekker leest, dan stopt de lezer vaak met lezen.

Ze helpen je bij het beantwoorden van vragen en het schrijven van goede zinnen en teksten. 
Het scheelt je tijd bij een toets en uiteindelijk bij je schoolexamens en examens
Je kan ze gebruiken bij alle teksten, dus ook voor al je andere schoolvakken



Slide 21 - Tekstslide

Tekstverband - signaalwoord
Tekstverband = het verband van een tekst
--> hoe de woorden, zinnen of alinea's met elkaar verbonden zijn.

Daar gebruiken we signaalwoorden voor.
Signaalwoorden = een woord dat een signaal geeft
--> het woord laat met een signaal laat zien of er bijvoorbeeld
een uitleg of voorbeeld volgt, die dus aansluit bij het woord.de zin of de alinea daarvoor.

Elk tekstverband heeft dus bijbehorende signaalwoorden. 
LET OP: sommige signaalwoorden (of woorden die er op lijken) kunnen ook bij andere tekstverbanden horen!

Slide 22 - Tekstslide

Signaalwoorden slot
Samenvattend/concluderend verband:
kortom, samengevat, al met al, met andere woorden

Concluderend: 
dus, daarom, dat houdt in, kortom, al met al, concluderend, 
     

Slide 23 - Tekstslide

Overige tekstverbanden/signaalwoorden
Verbanden
• doel – middelverband

• oorzakelijk verband


• redengevend verband

•vergelijkend verband 


Verbindingswoorden/signaalwoorden
• opdat, zodat, om te, door middel van, met behulp van

• daardoor, doordat, als gevolg van, dat komt door, het gevolg is, dus, dankzij

• want, omdat, daarom, dus, de reden hiervoor, dankzij

• in vergelijking met, (net) als, evenals, zoals - vergelijkende trap meer dan/ groter dan /beter dan etc.

Slide 24 - Tekstslide

Overige tekstverbanden/signaalwoorden
Verbanden
• chronologisch verband



• opsommend


• tegenstellend


• toelichtend 





Verbindingswoorden/signaalwoorden
• voordat, nadat, eerst, daarna, wanneer, vroeger, later, nu, vervolgens,  terwijl, dadelijk, intussen, binnenkort --> ook jaartallen en data!

• ten eerste, ten tweede, om te beginnen, bovendien, ook, (nog), verder, ten slotte, en, niet alleen

• maar, tegenover, daarentegen, toch, echter, hoewel, ofschoon, ondanks dat, aan de ene kant... aan de andere kant

• zo, als, zoals, denk aan, neem nou, bijvoorbeeld




Slide 25 - Tekstslide

Vaste tekststructuren (blz. 12)
Probleem-oplossingsstructuur (informerend/opiniërend) 
1. Inleiding: hierin wordt het probleem genoemd
2. Middenstuk: hierin komen de gevolgen, oorzaken en oplossingen van het probleem naar voren
3. Slot: hierin wordt de beste oplossing vermeld. 


Slide 26 - Tekstslide

Vaste tekststructuren (blz. 12)
Uit onderzoek is gebleken dat leerlingen achterstanden hebben op het gebied van Nederlands. 
Door deze achterstanden presteren ze ondermaats op hun vervolgopleidingen. Uit het onderzoek is gebleken dat door corona de achterstanden zijn opgelopen. Met behulp van extra bijlessen en meer focus op Nederlands in de vaklessen, hopen de ministers dat de taalvaardigheid zal verbeteren.  
Al met al kunnen we zeggen dat Nederlands enorm belangrijk is. Door taalrijk onderwijs aan te bieden, zal het Nederlands van de meeste leerlingen verbeteren. 

Slide 27 - Tekstslide

Werk voor de deze les als er tijd over is + huiswerk 
Blz. 18/19, startopdracht + opdracht 1, 2 en 3
+ nakijken en verbeteren met een andere kleur!
Wat niet af is = huiswerk
Stel de volgende les vragen over fouten die je niet begreep!

Klaar = in stilte lezen of werken aan een ander vak
timer
15:00

Slide 28 - Tekstslide

Lesdoel:
Aan het einde van deze les heb je geoefend met:
  • op verschillende manieren de aandacht trekken van de lezer 
  • het introduceren van het onderwerp
  • op verschillende manieren een tekst af ronden
  • een inleiding en een slot schrijven
  • inhoudelijke verbanden aangeven met signaalwoorden



Slide 29 - Tekstslide

Ik weet wat de functies van inleiding en slot zijn en hoe deze opgebouwd zijn.

😒🙁😐🙂😃

Slide 30 - Poll

Reflectie:
Wat ging bij jou goed tijdens deze les?
Wat kan nog iets beter?

Slide 31 - Open vraag

Feedback:
Wat vond je fijn/goed aan deze les?
Wat zou je liever anders willen zien?

Slide 32 - Open vraag