Aan het begin van de zin zet je een hoofdletter.
Aan het eind van een zin zet je een punt, vraagteken of uitroepteken.
Voorbeeld:
Mark eet zijn broodje lekker op. ( gewone zin)
Slaapt Bonice vannacht bij Miranda? ( vraag zin)
Blijf van die spullen af! ( uitroep)