1. Laat enkele leerlingen de afloop van hun verhalen vertellen in de klas (of in een kleinere groep).
Lopen de verhalen allemaal op dezelfde manier af of zijn er verschillen? Betrek in de nabespreking ook het begrip ‘vooroordeel’. Bespreek in ieder geval de volgende vragen:
Is het een vooroordeel van Jan om te denken dat de groep jongeren zijn auto wel beschadigd zal hebben?
Is het een vooroordeel van Annemarie om te denken dat de jongen met het petje haar mobieltje wel zal hebben gestolen?
2. Geef feedback op vormaspecten in de verhalen van de leerlingen.