Herhaling spelling groep 8

Herhaling spelling groep 8
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsBasisschoolGroep 8

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Herhaling spelling groep 8

Slide 1 - Tekstslide

C klinkt als s of k
Cilinder                                                  cavia
Je hoort s                                              Je hoort k
Je schrijft c                                           Je schrijft c

                                                         

Slide 2 - Tekstslide

je hoort -s
je schrijft -c
je hoort -s
je schrijft -k
exa_t
_ito
so_iaal
a_trice
inse_t
ex_ursie

Slide 3 - Sleepvraag

Baby
Je hoort ie
Je schrijft y

Baby is een leenwoord (Grieks)
Sommige woorden met y schrijf je als j
yoga

Slide 4 - Tekstslide

oefenen
d_namo
p_jama
project_l
h_ena
subt_l
ch_rurg
y
y
ie
y
ie
i

Slide 5 - Sleepvraag

Leenwoorden

Slide 6 - Woordweb

Engelse leenwoorden
Franse leenwoorden
cliché
airbags
stopwatch
bureau
cadeau
finish

Slide 7 - Sleepvraag

Slide 8 - Tekstslide

des winters wordt met de apostrof op de juiste plek:
A
s' winters
B
's winters
C
s'winters
D
'swinters

Slide 9 - Quizvraag

apostrof s:
Het was ______ beurt om de ________ op te hangen.
A
Mandys, foto's
B
Mandy's, foto's
C
Mandy's, fotos
D
Mandys, fotos

Slide 10 - Quizvraag

Slide 11 - Tekstslide

Schrijf je de onderstaande woorden met of zonder trema?
Met trema 
Zonder trema
efficient
coordinatie
elektricien
geijsbeerd
genitalien
geinfiltreerd
petroleum
gelinieerd
uitzaaiingen
naief
industrieel
Italie
reunie
financien

Slide 12 - Sleepvraag

Trema of geen trema?
A
ingredienten
B
ingrediënten

Slide 13 - Quizvraag

Trema of geen trema?
A
tweeentwintig
B
tweeëntwintig

Slide 14 - Quizvraag

Trema of geen trema?
A
melodieen
B
melodieën

Slide 15 - Quizvraag

Trema of geen trema?
A
financieel
B
financieël

Slide 16 - Quizvraag

Trema of geen trema?
A
ruïne
B
ruine

Slide 17 - Quizvraag

Voltooid deelwoorden
Kijk naar het hele werkwoord
Haal -en eraf
Is de laatste letter een medeklinker uit 't kofschip x?
Ja --> voltooid deelwoord met een t
Nee--> voltooid deelwoord met een d

Let op: de v verandert in een f en z in een s

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Belangrijk!
  • tt = tegenwoordige tijd                                ik kleur
  • vt = verleden tijd                                             ik kleurde
  • voltooid deelwoord (t´kofschip)             ik heb gekleurd
  • bijvoegelijk gebruikt                                     de gekleurde tekening
    voltooid deelwoord


Slide 20 - Tekstslide

HOOFDLETTERS
Elke zin:

-Begint met een hoofdletter
- Eindigt met een punt, 
een vraagteken (als het een vraag is) 
of een uitroepteken (als het een zin met veel nadruk is).

Slide 21 - Tekstslide

Wanneer gebruik je géén hoofdletter?
A
Namen van winkels
B
Familienamen
C
Namen van maanden
D
Namen van musea

Slide 22 - Quizvraag

Wanneer gebruik je géén hoofdletter?
A
Namen van feestdagen
B
Namen van jaargetijden
C
Namen van personen
D
Namen van bedrijven

Slide 23 - Quizvraag

Meer LEESTEKENS

Naast punten, vraagtekens en uitroeptekens zijn er nog meer leestekens: 
komma  , 
                    dubbele punt  :                    aanhalingstekens   '.....'  " ...."


Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Schrijf over. Zet leestekens waar dat moet.

Als het pijn doet geef je maar een gil

Slide 28 - Open vraag

Schrijf over. Zet leestekens waar dat moet.

Ik blijf vandaag thuis omdat ik ziek ben

Slide 29 - Open vraag

Schrijf over. Zet leestekens waar dat moet.
Bobbie wil je die bak met pennen potloden en stiften geven

Slide 30 - Open vraag