4H Leesvragen Isabelle

Welkom 4H 
Deze les: Leesvragen Isabelle & laatste hoofdstukken lezen
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Welkom 4H 
Deze les: Leesvragen Isabelle & laatste hoofdstukken lezen

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Deze les
Meerkeuze- en open vragen over Isabelle

Leerdoel: het kunnen herkennen en toepassen van de verhaalanalytische begrippen / inzicht hebben in de inhoud van het verhaal 

Weet je iets niet? --> aandachtspunt (zoek het op, lees het opnieuw, snap je het nu wel?)

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Koppel de personages aan de juiste beschrijving
De verdwenen actrice 
De lelijke kunstenaar
De glurende boer 
De zelfbenoemd detective 
De moeder van een leerling
Isabelle
Amable
Jeanne Bitor
Bernard Buffon
Peyrol Gaspard
Odile Sévérac
Amelie Dubois 

Slide 3 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke broer is volgens Jeanne le rat gris?
A
De broer die arts is
B
De broer die kroegbaas is
C
De broer die pastoor is
D
De broer die dood gegaan is

Slide 4 - Quizvraag

Le rat gris: de andere broer van Jeanne. Grijs stond voor saaiheid en braafheid en door de mix van de kleuren wit en zwart paste het ook bij zijn beroep: hij begeleidde mensen zowel bij hun geboorte (wit) als bij hun sterven (zwart).
B en D bestaan niet.
Waarom past 'gris' goed bij zijn beroep/persoonlijkheid?

Slide 5 - Open vraag

Le rat gris: de andere broer van Jeanne. Grijs stond voor saaiheid en braafheid en door de mix van de kleuren wit en zwart paste het ook bij zijn beroep: hij begeleidde mensen zowel bij hun geboorte (wit) als bij hun sterven (zwart).
Wat gaat Bernard iedere avond doen in 'La Truite Doree'?
A
Dronken worden
B
Over de Tour de France praten
C
De mannen van het dorp observeren
D
Informatie verzamelen

Slide 6 - Quizvraag

Le rat gris: de andere broer van Jeanne. Grijs stond voor saaiheid en braafheid en door de mix van de kleuren wit en zwart paste het ook bij zijn beroep: hij begeleidde mensen zowel bij hun geboorte (wit) als bij hun sterven (zwart).
Wat wordt gesuggereerd met de zin: “Isabelles blote voeten maakten geen enkel geluid, alsof ze al tot het rijk der geestverschijningen behoorde.” Op basis van welke woorden denk je dat?

Slide 7 - Open vraag

1. Dat Jeanne er in ieder geval voor wil gaan zorgen dat Isabelle niet meer levend bij haar vandaan komt.
In welk hoofdstuk kom je erachter wat Jeanne met Isabelle van plan is?
A
Hoofdstuk 3
B
Hoofdstuk 6
C
Hoofdstuk 8
D
Hoofdstuk 9

Slide 8 - Quizvraag

H6: Isabelle ziet het schilderij dat Jeanne heeft gemaakt van haar vader als hij dood is en dan begrijpt ze wat Jeannes doel met haar is. 'Hoe ik schilder' zegt Jeanne nadat Isabelle duizelig wordt als ze dat beseft. Op blz. 47 lees je ook waarom ze Isabelle als model heeft gekozen. 
Wat is het doel dat Jeanne wil bereiken met het schilderen van Isabelle? Wat wil Jeanne weergeven?

Slide 9 - Open vraag

Dat schoonheid alleen schijn is en de natuur schoonheid alleen creëert om haar weer te vernietigen.
Ze zegt letterlijk, blz. 47: 'Ik wil aantonen dat schoonheid niet meer dan schijn is. De natuur creëert haar alleen om haar weer te vernietigen.' Het gaat ook over hoe de schoonheid pas ontstaat als er lelijkheid is en andersom: wat afwijkt va de norm is lelijk. Het gaat dus vooral over Jeannes complex. 
Waarom werd Jeanne als barvrouw aangenomen?
A
Ze had vroeger in de kroeg van haar vader gewerkt
B
Ze vroeg weinig geld om er te werken
C
Iedereen in het dorp kende haar en dat verkocht goed
D
Telkens als er een mooie barvrouw kwam, kon de eigenaar zichzelf niet bedwingen

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bernard zegt tegen Odile Sévérac iets vertrouwelijks met haar te willen bespreken. Wat bespreekt Bernard met Odile?
A
Het verdwijnen van zijn fascinatie voor Isabelle
B
Zijn vermoedens over de moordenaar
C
Het ontstaan van zijn liefde voor Isabelle
D
Zijn verwachtingen over de afloop van de verdwijning

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ruimte (aanvulling op theorie)
De ruimte in een verhaal kan veel invloed hebben op hoe je een verhaal begrijpt (interpreteert). 
Er zijn vier soorten ruimte: functionele ruimte, decoratieve ruimte, begeleidende ruimte en contrasterende ruimte.

1. De functionele ruimte: de plaats van de handeling is van groot belang voor het verhaal. De ruimte heeft een functie. Voorbeeld: een horrorverhaal start in de kerkers van een verlaten kasteel, bij volle maan, terwijl het regent en bliksemt. Waarom? 

2. De decoratieve ruimte: de ruimte heeft geen enkel belang in het verhaal. De ruimte is functieloos en is er enkel ter decoratie. De decoratieve ruimte is beschrijvend voor een verhaal.

3. De begeleidende ruimte, karakteristieke ruimte of symbolische ruimte: de ruimte ondersteunt de handeling van de personages. Voorbeeld: een prinses huilt omdat de prins moet vertrekken en buiten stormt het en regent het pijpenstelen.

4. De contrasterende ruimte: de plaats van handeling staat in contrast met de handeling. Voorbeeld: een prinses huilt omdat de prins moet vertrekken en de zon schijnt buiten.

Slide 12 - Tekstslide

De ruimte is vaak heel belangrijk in een verhaal.
De ruimte versterkt meestal het verhaal. Dat kan op diverse manieren. 
Welke functionele ruimte(s) heb je gevonden in Isabelle?

Slide 13 - Woordweb

Kelder: Isabelle is opgesloten
Kamer van de schilderijen: de sfeer in de ruimte versterkt het effect van de vergankelijkheid die geschilderd wordt 
In H9 staat: “Ze besefte niet dat dit een revolutionair voorstel was.” Wat is hier de vertelsituatie?

Slide 14 - Open vraag

 Auctoriale / alwetende verteller.
Wat werd weggespoeld door de regen (H11) en wat was het enige dat er overbleef daarna?
A
Leugens, waarheid bleef over
B
De verf op de schoenen, de rode schoenen bleven over
C
Haarverf, de echte haarkleur van Isabelle bleef over
D
Verdriet, blijdschap bleef over

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke thema's staan er centraal in het verhaal volgens jou? Noem er minstens 2.

Slide 16 - Woordweb

Eenzaamheid, jaloezie, vergankelijkheid, de dood, lelijk versus mooi, etc. 
Aan de slag / vragen
Wat moeten we klassikaal nog bespreken? Geef het aan. Eventueel nog een les volgende week.

Daarna:
  • Maak de leesvragen verder: in je schrift of in Word. De leesvragen staan in de ELO.
  • Start met Oeroeg


Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies